B4GT Unit 1: Speaking - Lesson 1 (1-3)

timer
5:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Unit 1 Speaking: Lesson 1-1
Speaking: Lesson 1:
p. 10 ex. 2, 3 (in wb) / study p. 58, 59: words DIY & expressions A-B 

Classroom - Periode 3: Toets Unit 1 Speaking:
Overzicht PW-leerstof per unit
Planner Unit 1 Speaking
PTA






Slide 2 - Tekstslide

Unit 1 Speaking: Lesson 1-2
Speaking: Lesson 1
p. 14 ex. 7, 8 (in wb) / study p. 12: Strategy ‘repeating important information’
p. 15 ex. 9 in class (Do the preparatory work in you notebook) / study p. 58, 59: Expressions A-D & Intensifiers and mitigators

Classroom: Periode 2: Toets unit speaking:
Herhaling uitleg leesdossier / Cijfers schrijfvaardigheid bespreken




Slide 3 - Tekstslide

Unit 1 Speaking: Lesson 1-3
Classroom: Toets unit speaking:
Bestudeer het grammatica onderdeel comparisons

Grammatica boekje:
p. 50-52 opdr. 1 t/m 3






Slide 4 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
Om personen, dieren en dingen te beschrijven gebruikt men bijvoeglijke naamwoorden zoals tall, lazy, clever, beautiful, interesting, etc.
John is tall.   A lazy horse.   This child is clever.   etc.


Men kan personen, dieren en dingen met elkaar vergelijken door ze in de vergrotende of overtreffende trap te zetten. 
Voor de vergrotende en overtreffende trap gelden de volgende grammaticale regels:

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
1. Eén-lettergreep-woorden:
Bijvoeglijk naamwoorden met één lettergreep krijgen -er than in de vergrotende trap en the -est in de overtreffende trap. Men verandert de spelling van het bijvoeglijke naamwoord.

John is tall. Peter is taller than John. James is the tallest in our team.
My dog is big. Your dog is bigger than my dog. His dog is the biggest dog in our street.

Slide 6 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
Voorbeelden:
1. cold - colder than - the coldest   3. fast - faster than - the fastest
2. hot - hotter than - the hottest      4. low - lower than -  the lowest

Slide 7 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
2. Twee-lettergreep-woorden die eindigen op -y:
Bijvoeglijk naamwoorden met twee lettergrepen die eindigen op -y krijgen -ier than in de vergrotende trap en the -iest in de overtreffende trap.

Peter is lazy.    Charles is lazier than Peter.    Karl is the laziest pupil in our class.
Chris is a funny boy.   James is funnier than Chris.   Alex is the funniest of the three.

Slide 8 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
Voorbeelden:
1. crazy - crazier than - the craziest   3. pretty - prettier than - the pretiest
2. easy - easier than - the easiest      4. tiny - tinier than - the tiniest


Slide 9 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
3. Overige twee- of meer-lettergreep-woorden:
De overige twee- of meer-lettergreep-woorden krijgen more than bij de vergrotende trap en the most bij de overtreffende trap. Men verandert de spelling van het bijvoeglijk naamwoord niet.

Book A is a boring book.
Book B is more boring than book A.
Book C is the most boring book that I know.

Slide 10 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
Meer voorbeelden:
Messi is a famous football player.
Ronaldo is more famous than Messi.
Pele is the most famous football player the world has ever known.

Jane is a beautiful girl.
Her younger sister Claire is more beautiful than her.
Their friend Clarisa however is the most beautiful of the three.

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
4. Onregelmatige trappen van vergelijking:
bad (slecht) - worse than - the worst
far (ver) - further than - the furthest
good (goed) - better than - the best
ill (ziek) - worse than - the worst
little (weinig) - less than - the least
many (veel) - more than - the most
much (veel) - more than -  the most

Slide 12 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
5. Er is ook een andere manier om mensen, dieren en dingen met elkaar te vergelijken: (not) as … as.

You are as clever as your brother. Jij bent net zo slim als je broer

This restaurant is not as fancy as that one. Dit restaurant is niet zo chic als dat andere.

Slide 13 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
Opdracht 1:
Gebruik de juiste trap van vergelijking. Lees de zin goed om te weten welke trap je moet gebruiken. Schrijf de zinnen over in je schrift.
1. Emily is six years old. Her brother is nine, so he is _____ (old) Emily.
2. I think, my sister has got _____ (interesting) hobby in the world.
3. This book is _____ (not, as, as, good) the one I read last month.
4. Bungee jumping is _____ (dangerous) skateboarding.
5. John told me _____ (funny) joke I've ever heard.

Slide 14 - Tekstslide

Trappen van vergelijking - Comparisons
Opdracht 2:
Maak in het grammatica boekje, vanaf blz. 50 de opdrachten 1, 2 en 3. Schrijf de volledige antwoorden in je schrift.

Slide 15 - Tekstslide