Blok 9 - opdracht 5 - antwoorden

Herhaal [22] en [127]: functies van tekstgedeeltes en citeren (p. 278-280 en p. 378-379)

Het zou zonde zijn als je bijvoorbeeld op de regels van 'citeren' volgend jaar onnodig puntjes laat liggen.
1 / 7
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 7 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaal [22] en [127]: functies van tekstgedeeltes en citeren (p. 278-280 en p. 378-379)

Het zou zonde zijn als je bijvoorbeeld op de regels van 'citeren' volgend jaar onnodig puntjes laat liggen.

Slide 1 - Tekstslide

Let op: de antwoorden vind je op de volgende slide.

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5, vraag 1 t/m 5 (blok 9, p. 206)
  • 1 Het proces van volwassen worden (5 woorden).
  • 2 ‘Misschien willen … gevoel behouden.’ (regel 27-29) Ook goed: ‘En die … de puberteit.’ (regel 16-17)
  •  Uitleg: de woorden "misschien" en "kennelijk" geven aan dat dit geen zekerheden zijn en dus veronderstellingen.
  • 3 Ergens extreem in zijn. Dit kenmerk kan in verband gebracht worden met: brutaler worden, dingen uitproberen (of: out of the box-denken), zie alinea 4 en 5.
  • 4 Kenmerk: pubers zijn vooral op zichzelf gericht/ ze zonderen zichzelf af. Verklaring: op deze wijze ontwikkelen ze hun identiteit. Alles wat te maken heeft met het zelfconcept zit in de prefrontale cortex, het hersendeel dat het laatste ‘af’ is bij een puber. (40 woorden).
  • 5 uiteenzetten

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 6 t/m 10 
Let op: de antwoorden vind je op de volgende slide.

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5, vraag 6 t/m 10 (blok 9, p. 206)
  • 6 Fase 1: Vóór de puberteit: vrienden om mee te spelen.
  •  Fase 2: In puberteit (tot aan de laatste fase): aparte jongens- en meisjesgroepen die zich tegen elkaar afzetten; vrienden zijn er om geheimen met elkaar te delen.
  •  Fase 3: Eind puberteit: gemengde vriendschappen; de seksen snuffelen aan elkaar.
  • 7 Doordat pubers brutaler worden, of: dingen uitproberen om te zien hoe erop wordt gereageerd. (Begin alinea 4)
  • 8 Swaab meent dat alles al in het brein wordt vastgelegd aan het begin van het leven en dat de invloed van de omgeving heel klein is. Crone vindt daarentegen dat ook de invloed van de omgeving belangrijk is. (38 woorden)
  • (Dit staat in alinea 21.)

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5, vraag 6 t/m 10 (blok 9, p. 206)
  • 9 a Een verslag van een interview met Eveline Crone. (Er staan veel aanhalingstekens in de tekst.)
  •  b Naar aanleiding van het verschijnen van haar nieuwe boek. (Aanleiding schrijven is een functie van de inleiding.)
  • 10 Twee van de volgende punten:
  •  - aansprekende kop;
  •  - tussenkopjes;
  •  - alineaverdeling.

Slide 6 - Tekstslide

Dit was het einde van de les.

Slide 7 - Tekstslide