1.2 4 havo: De eerste steden

1.2 De eerste steden
KA Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.2 De eerste steden
KA Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
  • hoe de eerste steden ontstonden  
  • welke groepen ontstonden in landbouwstedelijke samenlevingen  
  • welke politieke ontwikkelingen plaatsvonden  
  • welke culturele ontwikkelingen plaatsvonden 

Slide 2 - Tekstslide

De vruchtbare halve maan 
Dorpen hadden in de prehistorie hooguit enkele honderden inwoners. De inwoners leefden van de landbouw. 
 De eerste steden ontstonden tussen 4000 en 2000 v.C. bij de rivieren de Eufraat en Tigris in Mesopotamië. 

Daar bouwde het volk van de Soemeriërs dorpen uit tot steden met o.a. bestuursgebouwen en tempels

Slide 3 - Tekstslide

Door landbouwoverschotten hoefde niet iedereen meer als boer te leven. Zo ontstond de landbouwstedelijke samenleving.

Het bouwen en onderhouden van de dijken, dammen en kanalen bij de rivieren moest worden georganiseerd. Hierdoor ontstond bij de Soemeriërs de elite.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

De landbouwstedelijke samenleving
In de steden ontstonden beroepen door specialisatie: als iemand zich richt op een bepaalde vaardigheid. Bijvoorbeeld ambtenaren en priesters: de godsdienstige leiders. 
 
Er kwamen vakmensen met een ambacht:  een beroep waarbij iemand producten maakt met zijn handen en gereedschap. 
 
Steden waren afhankelijk van handel:  het kopen en verkopen van producten.  Dit gebeurde op een markt: de plaats waar producten worden gekocht en verkocht. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Politieke ontwikkeling
De Soemerische steden in Mesopotamië werden geleid door vorsten. De rest van de bevolking bestond uit onderdanen.  
 In Egypte ontstond omstreeks 3000 v.C. één staat met een koning, de farao.  
 In Mesopotamië bleven de stadstaten bestaan. De koning was vaak ook opperpriester, dat versterkte zijn gezag
Slaven en boeren stonden in de landbouwstedelijke samenleving onderaan in de sociale hiërarchie: rangorde. zij moesten hun oogst afstaan aan de staat.  
 De regering kon voedsel verstrekken aan bijvoorbeeld ambtenaren, militairen en priesters door deze belasting:  wat onderdanen aan hun regering moeten betalen.  

Slide 10 - Tekstslide

Culturele ontwikkeling
De Soemeriërs hadden een hoogontwikkelde cultuur. Nieuwe technieken en werktuigen hoorden bij deze beschaving.  
 Ook hadden ze een polytheïstische godsdienst. Ze verklaarden alles wat gebeurde uit het handelen van de goden in mythen.  
 Tussen 3300 en 2900 v.C. ontwikkelden 
de Soemeriërs het spijkerschrift. 
Dit was een gevolg van de ingewikkelde organisatie
 die nodig was voor het besturen van hun steden. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Begrippen uit deze les:
stad: van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners, waarvan de meesten niet leven van de landbouw. 
volk: grote groep mensen.
tempel: gebouw waar een god wordt vereerd.
landbouwstedelijke samenleving (agrarisch-stedelijke of agrarisch-urbane samenleving):
maatschappij met steden waarin een minderheid van de bevolking leeft van ambachten en handel, terwijl de meeste mensen op het
platteland leven van landbouw.
elite: toplaag in de samenleving, de meest machtige, rijke of geleerde mensen





Slide 15 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
vorst: hoofd van een staat

onderdaan: persoon die moet
 gehoorzamen aan een regering
staat: 1 regering, 2 gebied met een
 regering
stadstaat: staat die bestaat uit een
 stad met het omliggende gebied
gezag: 1 overwicht, 2 persoon of instelling met macht
beschaving: hoogontwikkelde cultuur
polytheïstisch: met veel goden
mythe: godenverhaal






Slide 16 - Tekstslide

De eerste steden ontstaan in de tijd van
A
Jagers en boeren
B
Grieken en Romeinen
C
Steden en staten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste ontwikkeling uit het eerste tijdvak?
A
De overgang van jagen naar boeren
B
De overgang van verzamelen naar jagen
C
De overgang van boeren naar steden
D
De overgang van boeren naar verzamelen

Slide 18 - Quizvraag

Hieronder staan vijf uitspraken over het eerste tijdvak: de tijd van jagers en boeren (A-E). Welke twee uitspraken zijn juist?

A De prehistorie is een andere naam van het eerste tijdvak.
B De prehistorie is naam van de tweede periode in de geschiedenis.
C De tijd van jagers en verzamelaars duurde tot 3000 v.C.
D Een kenmerk van het eerste tijdvak is de levenswijze van jager-verzamelaars.
E Een kenmerk van het eerste tijdvak is het ontstaan van landbouw en landbouwstedelijke samenlevingen.

A
Uitspraak A en D
B
Uitspraak A en B
C
Uitspraak C en D
D
Uitspraak D en E

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open vraag