De Soemerische steden in Mesopotamië werden geleid door vorsten. De rest van de bevolking bestond uit onderdanen.
In Egypte ontstond omstreeks 3000 v.C. één staat met een koning, de farao.
In Mesopotamië bleven de stadstaten bestaan. De koning was vaak ook opperpriester, dat versterkte zijn gezag.
Slaven en boeren stonden in de landbouwstedelijke samenleving onderaan in de sociale hiërarchie: rangorde. zij moesten hun oogst afstaan aan de staat.
De regering kon voedsel verstrekken aan bijvoorbeeld ambtenaren, militairen en priesters door deze belasting: wat onderdanen aan hun regering moeten betalen.