Les 4: Een stad om op te bouwen

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 5-8

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

AMSTERDAM OP PALEN
Amsterdam, die groote stad,
Die is gebouwd op palen;
Als die stad eens ommeviel,
Wie zou dat betalen?
Dit oude versje vertelt dat Amsterdam gebouwd is op palen. Het is waar: wat we nu kennen als de grachtengordel , begon als een vissersdorpje op palen. Op het eerste gezicht lijkt het klinkklare onzin; wie in Amsterdam door het centrum loopt, ziet geen paalwoningen boven zich uitsteken.

Slide 2 - Tekstslide

De grachtenpanden, De Bijenkorf, het Paleis op de Dam:
ze staan allemaal stevig op de grond.
En toch slaat het liedje de spijker op zijn kop, want zonder palen had heel Amsterdam niet kunnen bestaan.
De palen bevinden zich alleen niet boven, maar onder de grond.
In de bovenste twintig meter van de Amsterdamse bodem ligt een compleet oerwoud van houten en betonnen heipalen.

Slide 3 - Tekstslide

Onder het Paleis op de Dam (gebouwd in 1648 als stadhuis)
zitten maar liefst 13659 houten heipalen.
Elke Amsterdamse aannemer kent dit getal uit zijn hoofd.

(Inmiddels zijn het er twee minder, omdat ze die hebben weggehaald,
om te kijken of de heipalen nog in orde waren. Dat waren ze gelukkig...)


Slide 4 - Tekstslide

Verzakken
Van omvallen zal niet direct sprake zijn, maar van verzakken des te meer.
De ondergrond van Amsterdam is namelijk opvallend slap: op de plek van de hoofdstad lag vroeger een veenmoeras, met als gevolg dat de bodem nu grotendeels bestaat uit natuurlijke prut met plantenwortels erin. Wanneer er water uit dat veenpakket weg sijpelt, zakt de grond in met als gevolg dat bovenliggende gebouwen gaan verzakken. Gekkenwerk, om op zo’n drilpudding een complete stad te bouwen, vinden geologen tegenwoordig. Maar ja, de stad staat er en dat is te danken aan twee zandlagen die onder het veen liggen.



Slide 5 - Tekstslide

Zandlagen
Het zijn de zandlagen waar bouwers hun heipalen in verankeren.
De diepste zandlaag is het betrouwbaarst en dus slaat men al gauw palen van zo’n 20 meter de Amsterdamse bodem in.
Dat gebeurt volgens de ouderwetse heimethode: een stalen heiblok van zo’n 1500 kilo wordt door een lier vliegensvlug op en neer getild binnen een stalen buis; bij elke klap wordt de onderliggende paal iets verder de grond in geramd.
Het heiblok fungeert in feite als een automatisch aangedreven hamer.


Slide 6 - Tekstslide

Heipalen
Vroeger bestonden alle heipalen uit hout.
Nadeel is dat houten palen ten prooi kunnen vallen aan bacteriën (zogenaamde palenpest) en gaan rotten als ze met zuurstof in contact komen.
Dat laatste gebeurt wanneer het grondwaterpeil daalt (bijvoorbeeld door droogte) en de palen droog komen te staan.
Heipalen nu
Als er vandaag de dag nog houten palen gebruikt worden, dan gaat het vaak om stevig vurenhout, afkomstig van sparren. Meestal bestaan heipalen tegenwoordig uit stalen buizen, die van tevoren of ter plekke worden gevuld met een mengsel van wapening en beton.



Slide 7 - Tekstslide

Bekijk dit (beel)materiaal
Hoe is de grachtengordel ontstaan?
Clipphanger

(1m20)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

BRUGGEN
Voor de stad Amsterdam hebben bruggen altijd een belangrijke functie gehad.
Met zijn 1700 bruggen, is de stad Amsterdam een echte bruggenstad.
Iedere brug heeft een nummer.
Brug nummer één is de Muntsluis bij het Muntplein over de Singel.

Slide 10 - Tekstslide

Eén van de eerste bruggen (13de eeuw) in Amsterdam was de Dam over de Amstel. Deze brug werd geleidelijk breder en uiteindelijk groot genoeg voor een plein (Damplein).


Bruggen uit deze tijd werden van hout gemaakt.
Een bekende nog bestaande houten ophaalbrug is de Magere Brug (eind 17de eeuw) over de Amstel. De naam is te danken aan de smalle doorgang van de brug.

Slide 11 - Tekstslide

In de 16de eeuw komen de eerste stenen bruggen.
Dit zijn de zogenoemde boogbruggen, die bestaan uit
een aantal gemetselde gewelven.

In de 19de eeuw verandert de stad langzaam van waterstad
naar landstad. Door de toename van het verkeer over de brug,
werden de bruggen platter gemaakt.
Bovendien werden veel bruggen gesloopt vanwege het dempen van grachten.

Slide 12 - Tekstslide

Naast stenen bruggen kwamen er ook steeds meer betonnen en
stalen bruggen in het Amsterdamse stadsbeeld. Begin 20ste eeuw werden door architect Piet Kramer (1881-1961) veel bruggen ontworpen.
Piet Kramer was een belangrijke architect binnen de Amsterdamse School, een stijl in de bouwkunst die zich kenmerkt door gebruik van expressieve en fantastische
                                               vormen. Karakteristiek voor deze bruggen is de manier
                                               waarop beeldhouwwerk, bakstenen banken, siersmeedwerk
                                               en brughuisjes in elkaar samenvloeien.

Slide 13 - Tekstslide

Amsterdam kent veel verschillende typen bruggen. Bruggen kunnen beweegbaar zijn of vast. Vanwege de beperkte scheepvaart door het centrum, bevinden zich hier de meeste vaste bruggen. Beweegbare bruggen kunnen bestaan uit een draaibrug, hefbrug, ophaalbrug, rolbrug of wipbrug. Het type brug is mede afhankelijk van de verkeersfunctie, voor tram- en autoverkeer en/of voor fietsers en voetgangers. 

Slide 14 - Tekstslide

Bekijk dit (beel)materiaal
Amsterdamse bruggen

(2m47)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bruggen in Amsterdam

Slide 17 - Tekstslide

Plusklas Opdracht - Op de kaart
Opdracht: Ga naar kaart.edugis.nl en voer onderstaande opdrachten uit:
1. Zoek op EduGis de volgende locaties:
   a. Het Concertgebouw
   b. De Stopera
   c. Het Centraal Station
   d. Artis
2. Zet een cirkel (in de kleur van het gevraagde!) op de kaart.
3. Zet er (in de kleur van het gevraagde!) de letter bij (dus a, b, c of d).



Slide 18 - Tekstslide

Schoolwerk – Brugwachtershuisjes
Zie Bonusboek

Slide 19 - Tekstslide

Amsterdam in vogelvlucht
Geschiedenis van Amsterdam                                   Gouden Eeuw
Ontstaan                                                                          Stilstand
Stadsrechten                                                                  Industrialisatie
Economie                                                                        Stedenbouw
Grootste stad                                                                  De Tweede Wereldoorlog
Tachtigjarige oorlog                                                      Herstel en groei
De Republiek                                                                  Kraken
Economisch succes                                                      Bevolkingsontwikkeling

Slide 20 - Tekstslide

Schoolwerk – Tijdlijn
Zie Bonusboek

Slide 21 - Tekstslide

Schoolwerk – Muurkrant
Zie Bonusboek

Slide 22 - Tekstslide

Onderzoek – Onderzoeksantwoorden verwerken
In en vanaf de vorige les hebben jullie onderzoek gedaan naar de deelvragen over jullie stadsdeel. De gevonden informatie moet je natuurlijk ‘verwerken’.
Dat betekent dat je de informatie noteert (=opschrijven) en interpreteert (=betekenis aan geven, bijvoorbeeld door verschillende onderzoeksresultaten met elkaar te vergelijken).


Slide 23 - Tekstslide

Opdracht:
Gebruik de resterende lestijd om jullie onderzoeksantwoorden uit te werken.
  • Gebruik lijntjespapier om je onderzoeksresultaten netjes (!) op te schrijven.
  • Bewaar dit in je Pluswerkmap! Je hebt dit nodig om je onderzoeksverslag te schrijven.

           Let op: ieder groepslid noteert alles in zijn/haar eigen Werkboek!



Slide 24 - Tekstslide

Opdracht:
        TIP:
Maak vóór het eind van deze les afspraken binnen je Werkgroep over wie wat gaat doen op zijn/haar eigen school in de komende lesweek!
Dat is efficiënt (=handig, tijdbesparend) voordat jullie in de volgende les verder gaan met de volgende stap in dit onderzoeksproces.

Noteer wat JIJ moet doen en check met je Werkgroep dat iedereen weet wat er van hem/haar verwacht wordt voor de volgende les.

Slide 25 - Tekstslide

TAKEN & AFSPRAKEN voor les 5: (datum) ___________
Vóór de volgende les ga ik:
o ______________________________________________________________________________________________

Naar de volgende les moet ik meenemen:
o ______________________________________________________________________________________________

In de volgende les ga ik met mijn groep werken aan:
o _______________________________________________________________________________________________


Slide 26 - Tekstslide