H.1 en H.2 Woordenschat - Metafoor, personificatie, vergelijking, metoniem
BEELDSPRAAK
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
BEELDSPRAAK
Slide 1 - Tekstslide
Welke vormen van beeldspraak moet je kennen voor de toets (TIP: het zijn er vier)?
Slide 2 - Open vraag
Arnhem heeft met 3-0 gewonnen.
Slide 3 - Tekstslide
VERGELIJKING
Object (o) en beeld (b) worden met elkaar vergeleken.
Haar gezicht werd zo rood als een kreeft.
PERSONIFICATIE
Een ding of een abstract begrip krijgt menselijke kwaliteiten toegewezen.
De wind huilt.
METAFOOR
Een deel van de zin wordt figuurlijk gebruikt. Je gebruikt een woord of beeld voor iets waarmee het bedoelde een overeenkomst vertoont.
Voetbal is oorlog. Het leven is een weg met kuilen en hobbels.
METONYMIE
Je gebruikt een woord dateen relatie heeft met het bedoelde woord.
Even de neuzen tellen.
Slide 4 - Tekstslide
Beeldspraak: metoniem
Bij een metoniem is er een bijzonder verband tussen object (de werkelijkheid) en beeld. Er wordt een bijzondere eigenschap benadrukt of een opvallend kenmerk.
Slide 5 - Tekstslide
Metoniem
materiaal i.p.v. voorwerp: Sven Kramer heeft goud gewonnen.
voorwerp i.p.v. inhoud: Ik lust nog wel een glaasje!
maker i.p.v. voorwerp: Wat een prachtige Van Gogh hangt daar.
deel i.p.v. geheel: Alle neuzen staan in dezelfde richting. (pars pro toto)
geheel i.p.v. deel:Italië heeft met 5-0 gewonnen.
aardrijkskundige naam i.p.v. het product dat er vandaan komt: Ik lust wel een stukje Edammer.
eigenschap i.p.v. de persoon: Daar heb je die brekebeen ook weer.
Slide 6 - Tekstslide
Metafoor of metoniem? Mijn buurman houdt wel van een glaasje.
A
metafoor
B
metoniem
Slide 7 - Quizvraag
Ik ben dol op Mozart.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Pars pro toto: je noemt een deel, maar je bedoelt het geheel.
Slide 10 - Tekstslide
Even een bloemetje kopen...
Slide 11 - Tekstslide
Het hele hotel werd ziek!
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Vergelijking
Slide 12 - Quizvraag
Het papier is geduldig.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metoniem
Slide 13 - Quizvraag
Het zand was als een vloerkleed.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Metoniem
D
Vergelijking
Slide 14 - Quizvraag
De mooiste Rembrandt hangt in Amsterdam.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Metoniem
D
Vergelijking
Slide 15 - Quizvraag
In de brugklas zit een lelijk eendje.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Metoniem
D
Personificatie
Slide 16 - Quizvraag
De schaatser bond de ijzers onder.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Metoniem
D
Personificatie
Slide 17 - Quizvraag
Het gevaar loerde op elke straathoek.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metoniem
Slide 18 - Quizvraag
Heb jij die giraf in het basketbalteam gezien?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Metoniem
D
Vergelijking
Slide 19 - Quizvraag
Die kerel is zo gek als een deur.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metoniem
Slide 20 - Quizvraag
Hij bibbert als een rietje.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metoniem
Slide 21 - Quizvraag
Hij verhuist naar een paradijs.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metoniem
Slide 22 - Quizvraag
Nederland heeft het WK gewonnen.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Metoniem
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Maak een zin die een vergelijking bevat.
Slide 25 - Open vraag
Maak een zin die een personificatie bevat.
Slide 26 - Open vraag
Maak een zin die een metafoor bevat.
Slide 27 - Open vraag
Maak een zin die een metoniem bevat.
Slide 28 - Open vraag
Ik begrijp de stijlfiguren metafoor, personificatie, vergelijking en metoniem.