V4 Literatuur 8: Opgroeien (beeldspraak)


Welkom 
v4!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
v4!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Wat is er blijven hangen van vorige les? 
  3. Literatuur 8: Opgroeien (beeldspraak)
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een metrum?

Slide 4 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een gedichtje (mag zelf verzonnen) met een gekruist rijm.

Slide 5 - Open vraag

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk of overdrachtelijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld.

Twee soorten beeldspraak:
  1. Er is sprake van een directe overeenkomst: metaforen.
  2. Een ander soort overeenkomst tussen beeld en object: metonymia.

 

Slide 6 - Tekstslide

Metaforen
  • Vergelijking met verbindingswoord = de auteur gebruikt een beeld om iets uit de werkelijkheid te omschrijven (Hij is zo sterk als een beer / Giethoorn, het Venetië van het noorden, trekt veel bezoekers)
  • Zuivere metafoor = alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid niet (Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen)
  • Personificatie = beeldspraak waarbij het object als een persoon wordt voorgesteld of menselijke eigenschappen toegedicht krijgt  (Reeds komt de zon het terrein opgelopen)

Slide 7 - Tekstslide

Metaforen
  • Synesthesie  = beeldspraak waarbij verschillende zintuigelijke indrukken met elkaar verbonden worden op grond van overeenkomst (Ik hoor zijn stem, zijn wodkawitte stem)
  • Homerische vergelijking = een vergelijking die erg breed is uitgewerkt. Deze metafoor heeft zijn naam te danken aan de Griekse dichter Homerus. Bij een homerische vergelijking wordt eerst het object [O] genoemd, daarna wordt het beeld [B] heel uitgebreid uitgewerkt en tot slot wordt weer het object [O] genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Lees het gedicht 'Tanneke' van Diana Ozon op pagina 148 van je hoofdboek.

Wat is de metafoor in dit gedicht?

Slide 9 - Open vraag

Lees het gedicht 'Tanneke' van Diana Ozon op pagina 148 van je hoofdboek nogmaals.

Wat voor soort vergelijking vind je in regel 17?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Lees het gedicht 'De wolken' van Martinus Nijhoff op pagina 148 van je hoofdboek.

Je zou dit gedicht kunnen opvatten als een metafoor voor het leven. Leg dit uit.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Lees het gedicht 'mi have een droom' van Ramsey Nasr op pagina 148 van je hoofdboek.

Wat voor soort beeldspraak is 'glas' in regel 4?

Slide 14 - Open vraag

Metonymia
1) Pars pro toto = deel i.p.v. geheel (Even de neuzen tellen)
2) Totum pro parte = geheel i.p.v. deel (Nederland won de wedstrijd met 2 – 0)
3) Abstractum pro concreto = abstract begrip i.p.v. concreet (Het kantoor gaat een dagje uit)
4) Concreto pro abstractum = concreet i.p.v. het abstracte (Hij verdient een goede boterham met acteren)

Slide 15 - Tekstslide

Metonymia
5) Eponiem = maker i.p.v. product (Bij die mensen hangt een mooie Picasso)
6) Voorwerp i.p.v. inhoud (Lust je nog een kopje?)
7) Stof i.p.v. voorwerp (Sven Kramer heeft goud gewonnen in 2018 bij de Olympische Spelen)
8) Enkelvoud i.p.v. meervoud (De emancipatie van de vrouw)

Slide 16 - Tekstslide

Lees het gedicht 'De wolken' van Martinus Nijhoff op pagina 148 van je hoofdboek nog eens.

In regel 1 staat een metoniem. Hoe noem je dit metoniem?

Slide 17 - Open vraag

Lees het gedicht 'mi have een droom' van Ramsey Nasr op pagina 148 van je hoofdboek opnieuw.

Van welk soort metoniem is er sprake in regel 1?

Slide 18 - Open vraag

Lees het gedicht 'mi have een droom' van Ramsey Nasr op pagina 148 van je hoofdboek nog een keer.

Van welk soort metoniem is er sprake in de laatste regel?

Slide 19 - Open vraag

Ter afsluiting.

Welke twee groepen beeldspraak onderscheiden we?

Slide 20 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 28 november
  • Huiswerk: -
  • Meenemen: handboek, laptop en leesboek
  • Programma: stijlfiguren aan de hand van gedichten over identiteit en humor (Literatuur 9 en 10)

Slide 21 - Tekstslide