Examenvoorbereiding - Oefentoets 3 - Meerkeuzevragen

Examenvoorbereiding
Irene Oosterwijk / Rinske Hokwerda
Oefentoets 3 
Toetsen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding
Irene Oosterwijk / Rinske Hokwerda
Oefentoets 3 
Toetsen

Slide 1 - Tekstslide

Vooraf
Deze oefentoets bestaat uit  30 meerkeuzevragen.
Als je 18 vragen goed hebt, heb je een 5,5 

Heel veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

1. Op de kledingmarkt zijn veel fabrikanten actief. Elke fabrikant biedt verschillende merken, modellen, maten en kleuren aan.

Van welke marktvorm is hier sprake?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volledige mededinging

Slide 3 - Quizvraag

2. Een fabrikant speelt met zijn marketing voor elektrische fietsen in op de toenemende vergrijzing in de maatschappij.

Van welke vom van marketing is hier sprake?
A
Business-to-business marketing
B
Consumentenmarketing
C
Dienstenmarketing
D
Handelsmarketing

Slide 4 - Quizvraag

3. De vraag van afnemers die een product voor de eerste keer willen aanschaffen.

Welk soort vraag is dit?
A
Additionele vraag
B
Initiële vraag
C
Potentiële vraag

Slide 5 - Quizvraag

4. Een Duits grootwinkelbedrijf stelt een plan op voor het betreden van de Nederlandse markt. Hierin is aangegeven in welke Nederlandse steden de komende vijf jaar een filiaal wordt geopend.
Van welk planningsniveau is hier sprake?
A
Operationeel
B
Strategisch
C
Tactisch

Slide 6 - Quizvraag

5. Festival PopUp heeft een SWOT-analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de naamsbekendheid van het festival gering is.

Van welk onderdeel van de SWOT-analyse is hier sprake?
A
Bedreiging
B
Kans
C
Sterkte
D
Zwakte

Slide 7 - Quizvraag

6. Een groothandel in farmaceutische artikelen heeft een omgevingsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat consumenten steeds vaker vragen om milieuvriendelijke verpakkingen.

Hoe kan deze ontwikkeling worden getypeerd volgens het DESTEP-model?
A
Ecologisch
B
Economisch
C
Technologisch

Slide 8 - Quizvraag

7. Per 1 januari 2019 heeft de overheid het lage btw-tarief verhoogd van 6% naar 9%.

Hoe kan deze ontwikkeling worden getypeerd volgens het DESTEP-model?

A
Economisch
B
Politiek-juridisch
C
Sociaal-cultureel

Slide 9 - Quizvraag

8. Innotruck heeft vorig jaar een elektrische vrachtauto op de markt gebracht. Hoewel veel geld is uitgegeven aan marketing, worden relatief weinig elektrische vrachtauto’s verkocht en is er nog geen winst.

In welke fase van de productlevenscyclus bevindt de elektrische vrachtauto zich?
A
Groei
B
Introductie
C
Neergang
D
Volwassenheid

Slide 10 - Quizvraag

9. Moniek de Ruiter koopt regelmatig nieuwe schoenen. Ze heeft een geringe informatiebehoefte en bezoekt meestal een paar winkels voor ze een aankoop doet.

Van welk koopgedrag is hier sprake?
A
BPO
B
RAG
C
UPO

Slide 11 - Quizvraag

10. Een grote groep consumenten is aanvankelijk wat afwachtend bij de aanschaf van nieuwe elektronica. Ze zijn uiteindelijk pas overgegaan tot aankoop van een geavanceerde smart tv, nadat ze van anderen hoorden dat dit een goed product is.

Tot welke adoptiecategorie hoort deze groep consumenten?
A
Early adopters
B
Early majority
C
Innovators
D
Laggards

Slide 12 - Quizvraag

11. Sven Buitenhuis koopt een dure sportauto om respect te krijgen van zijn familie en vrienden en om te laten zien dat hij veel geld te besteden heeft.
Van welke behoefte van de piramide van Maslow is hier sprake?
A
Sociale contacten
B
Veiligheid en zekerheid
C
Waardering en erkenning
D
Zelfontplooiing

Slide 13 - Quizvraag

12. Een autofabrikant heeft bij haar fabriek een soort pretpark ontwikkeld waarin je kennis kunt maken met het merk. Bezoekers kijgen een rondleiding door de fabriek, informatie over de historie van het merk en kunnen racen in een simulator.

Van welke verschijningsvorm van marketing is hier sprake?
A
Actiemarketing
B
Direct marketing
C
Event marketing
D
Experience marketing

Slide 14 - Quizvraag

13. Een zakelijke dienstverlener verkoopt hypotheken op de zakelijke markt. Hij besluit om deze dienst voortaan ook aan consumenten aan te bieden.
Welke groeistrategie van Ansoff past deze zakelijke dienstverlener toe?
A
Diversificatie
B
Marktontwikkeling
C
Marktpenetratie
D
Productontwikkeling

Slide 15 - Quizvraag

14. Een autofabrikant richt zich op alle doelgroepen binnen de markt voor personenauto’s.Voor elke doelgroep wordt een ander type auto aangeboden.

Welke segmentatiestrategie past deze autofabrikant toe?
A
Geconcentreerde marketing
B
Gedifferentieerde marketing
C
Ongedifferentieerde marketing

Slide 16 - Quizvraag

15. Een administratiekantoor richt zich op zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) die afgelopen jaar gestart zijn en de boekhouding willen uitbesteden.

Welk segmentatiecriterium past dit administratiekantoor toe?
A
Branche
B
Locatie
C
Koopsituatie
D
Volume

Slide 17 - Quizvraag

16. Wat is een kenmerk van fieldresearch?
A
Gegevensverzameling is relatief goedkoop
B
Gegevensverzameling is snel uitvoerbaar
C
Gegevensverzameling levert primaire data op

Slide 18 - Quizvraag

17. Een voetbaltijdschrift richt zich op de volgende doelgroep "Mannen tussen de 20 en 40 jaar, wonend in Friesland"

Van welk segmentatiecriterium is hier sprake?
A
Sociografisch
B
Leeftijd en plaats
C
Demografisch
D
Demografisch en geografisch

Slide 19 - Quizvraag

18. Een supermarkt besluit naast levensmiddelen ook vakanties aan te bieden.

Welke assortimentsdimensie verandert hierdoor?
A
Consistentie
B
Diepte
C
Lengte
D
Hoogte

Slide 20 - Quizvraag

19. Een groothandel in kleding biedt een kledinglijn aan onder de eigen merknaam.

Van welk type merk is sprake bij deze kledinglijn?
A
Distribuantenmerk
B
Fabrikantenmerk
C
Keurmerk

Slide 21 - Quizvraag

20. Sommige bedrijven kiezen er voor de hoogste prijs in de markt te vragen. Hiermee willen ze kwaliteit en betrouwbaarheid uitstralen.

Welke prijsstrategie gebruiken deze bedrijven?
A
Concurrentiegeoriënteerde prijsstrategie
B
Kostengeoriënteerde prijsstrategie
C
Vraaggeoriënteerde prijsstrategie

Slide 22 - Quizvraag

21. Wat is een kenmerk van een cash-and-carrygroothandel?
A
De groothandel levert bestellingen bij detaillisten af
B
De groothandel plaatst bestellingen voor meerdere detaillisten
C
Een groothandel waarbij detaillisten bij het magazijn zelf inkopen

Slide 23 - Quizvraag

22. Geadresseerd promotiemateriaal aan klanten of potentiële klanten.

Welk marketingcommunicatie-instrument is hier beschreven?
A
Direct mail
B
Persoonlijke verkoop
C
Salespromotie
D
Mond-tot-mondreclame

Slide 24 - Quizvraag

23. Welk kenmerk hoort bij een verkopersmarkt?
A
De vraag is groter dan het aanbod, aanbieders hebben een grote invloed de prijs
B
De vraag is groter dan het aanbod, afnemers hebben een grote invloed op de prijs
C
Het aanbod is groter dan de vraag, aanbieders hebben grote invloed op de prijs
D
Het aanbod is groter dan de vraag, afnemers hebben een grote invloed op de prijs

Slide 25 - Quizvraag

24. Wat is een kenmerk van een kwantitatief onderzoek?
A
Gegevens die cijfermatig inzicht geven
B
Gegevens uit interne bronnen
C
Gegevens verzameld uit deskresearch

Slide 26 - Quizvraag

25. Wat wordt in kaart gebracht bij een externe analyse?
A
Eigen financiën
B
Klanttevredenheid
C
Sterkte en zwaktes
D
Trends in de markt

Slide 27 - Quizvraag

26. Een low-budget vliegtuigmaatschappij richt zich op reizigers met een beneden gemiddeld tot gemiddeld inkomen.

Van welk segmentatiecriterium is hier sprake?
A
Demografisch criterium
B
Psychografisch criterium
C
Socio-economisch criterium

Slide 28 - Quizvraag

27. Een verfhandelaar heeft grote voorraden om nee-verkoop te voorkomen.

Van welk assortimentsdimensie is hier sprake?
A
Breedte
B
Hoogte
C
Lengte

Slide 29 - Quizvraag

28. Een frisdrankenfabrikant heeft een nieuw merk cola in de markt gezet. Het bedrijf investeert weinig in promotie en hanteert een gemiddelde prijs.

Van welk type merk is hier sprake?

A
A-merk
B
B-merk
C
C-merk

Slide 30 - Quizvraag

29. Een bedrijf stelt bij de introductie van een product zijn prijs net iets onder de doorsneeprijs van de concurrent.

Welke vorm van prijsstelling is hier aan de orde?

A
Me-too pricing
B
Put-out pricing
C
Discount pricing
D
Going rate pricing

Slide 31 - Quizvraag

30. Tankstations gaan steeds meer levensmiddelen verkopen. Hierdoor zijn tankshops mini-supermarkten geworden.

Van welke beweging in de bedrijfskolom is hier sprake?
A
Branchevervaging / parallellisatie
B
Integratie
C
Specialisatie

Slide 32 - Quizvraag

Hoe tevreden ben je met jouw resultaat?
0100

Slide 33 - Poll