Klaar?
Maak een
"Over welk dier gaat dit gedicht"
Beschrijf de kenmerken van het dier, maar benoem niet zijn naam....
Voorbeeld:
Ik glij door het gras
of ik lig op een steen
en ben van nature
niet vals of gemeen.
Je hoort me niet lispelen,
slikken of slissen.
Maar als je me kwaad doet
begin ik te sissen.
Dus laat me met rust,
anders maak je me driftig.
En pas dan maar op,
want mijn tanden zijn giftig!