Cursus 7 - Meer dan lezen - paragraaf 4 - meervouden

Nederlands week 2
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 226
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands week 2
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 226
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


Slide 1 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma deze les
  • Huiswerk nakijken van de vorige les
  • Doel van deze les
  • Voorkennis
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Huiswerk volgende week les

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Huiswerk vorige les: 
Cursus 7 Speling - paragraaf 3 - bladzijde 226/227

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Ik kan meervouden correct spellen.

Slide 5 - Tekstslide

Voorkennis
Hoe kun je checken of je een -t of een -d op het einde van een woord moet gebruiken?


Antwoord
Door het woord langer te maken (= verlengproef).

Slide 6 - Tekstslide

Voorkennis
Moet je een -t of een -d gebruiken bij:
muggenbul...    /    verraa...    /    bestan...


Antwoord
muggenbult   /   verraad   /   bestand

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis
Hoe noem je het als er 1 van iets is?


Antwoord
Enkelvoud

Slide 8 - Tekstslide

Voorkennis
Hoe noem je het als er meer van iets is?


Antwoord
Meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Instructie 
Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door er -en of -s achter te zetten.

Voorbeelden:
  • vriend - vrienden
  • kerel - kerels
  • wielrenner - wielrenners

Slide 10 - Tekstslide

Instructie 
LET OP!

Soms moet je daarbij ook nog een -f in een -v veranderen.

Voorbeelden:
  • brief - brieven
  • hof - hoven


Slide 11 - Tekstslide

Instructie 
LET OP!

Soms moet je daarbij ook nog een -s in een -z veranderen.

Voorbeelden:
  • gans - ganzen
  • paleis - paleizen


Slide 12 - Tekstslide

Instructie 
LET OP!

Soms moet je daarbij ook nog de laatste letter verdubbelen.

Voorbeelden:
  • jas - jassen
  • spel - spellen


Slide 13 - Tekstslide

Instructie 
LET OP!

Soms moet je daarbij ook nog een a, e, o of u weghalen.

Voorbeelden:
  • muur - muren
  • heer - heren


Slide 14 - Tekstslide

Meervoud met -en
Meervoud met -s
bakkerij
batterij
boer
cadeautje
cijferlijst
geluid
kalender
flyer
koning
schrift
game
telefoon
opdracht
sneaker
streepje
foutje 
doek
post-it
stripboek
stand

Slide 15 - Sleepvraag

Instructie
We kijken het instructiefilmpje

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Aan de slag
Ga aan de slag met opdracht 2 t/m 7 op bladzijde 228-229.

Ben je klaar? Kies uit:
- maak de trainer bij deze les
- ga lezen in je leesboek

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk

Maandag 13 januari:

- maak opdracht 2 t/m 7 op bladzijde 228-229

Slide 19 - Tekstslide