Spelling les 3

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Neem voor je:
Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop
timer
15:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Neem voor je:
Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Mededelingen
2. Lesdoelen
3. Herhaling hoofdletters, leestekens en -d of -t
4. Meervouden en verkleinwoorden
5. Aan de slag
6. Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik en wanneer ik welk leesteken gebruik. 
2. Ik weet wanneer er een -d of een -t op het eind staat. 
3. Ik weet hoe ik een meervoud moet maken
4. Ik weet hoe ik een verkleinwoord moet maken.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
Schrijf een hoofdletter:
- Aan het begin van elke zin
- Bij namen (voornamen, achternamen, straten)
- Bij woorden die van namen zijn afgeleiden

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
Een punt: je eindigt een gewone zin met een punt.
Een vraagteken: je eindigt een vragende zin met een vraagteken.
Een uitroepreken: je eindigt een uitroep met een uitroepteken.

Slide 6 - Tekstslide

Laatste letter -d of -t
Met de verlengproef weet je welke letter je moet gebruiken.
Is het woord een persoonsvorm?
Nee? Dan maak je het langer door er -e, -en of -eren achter te zetten.
Hoor je een -t? Schrijf een -t. Hoor je een -d? Schrijf een -d.

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1, 2, 3 en 5 van blz. 226-227.

Slide 8 - Tekstslide

Meervouden
Als er iets meer dan een is, noem je dat meervoud. 
Hoe doe je dat? 
Bij een zelfstandig naamwoord zet je er -en of -s achter. 
Vriend -> vrienden en kerel -> kerels

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Een -f kan een -v worden: brief -> brieven.
Een -s kan een -z worden: paleis -> paleizen.
Soms verdubbeld de laatste letter (medeklinker): jas -> jassen.
Soms wordt een a, e, o of u (klinker) weggehaald: muur -> muren.

Slide 10 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken.
Vaak doe je dit door -je erachter te zetten.

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Soms moet je letters toevoegen om het goed te laten klinken.
-pje, -tje of -etje zijn daar voorbeelden van.
Bloem -> bloempje en wandeling -> wandelingetje. 
Als het eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door de -k. Koning -> koninkje. 

Slide 12 - Tekstslide

Werk in stilte
Maak: 
Opdracht 1, 2 en 4 van blz. 228-229
&
Opdracht 1, 3 en 5 van blz. 230-231
Klaar? Ga aan de slag in Numo.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Zachtjes samenwerken
Maak:
Opdracht 1, 2 en 4 van blz. 228-229
&
Opdracht 1, 3 en 5 van blz. 230-231
Klaar? Ga aan de slag in Numo.
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Maak:
Opdracht 1, 2 en 4 van blz. 228-229
&
Opdracht 1, 3 en 5 van blz. 230-231
10 minuten werken in Numo

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik en wanneer ik welk leesteken gebruik. 
2. Ik weet wanneer er een -d of een -t op het eind staat. 
3. Ik weet hoe ik een meervoud moet maken
4. Ik weet hoe ik een verkleinwoord moet maken.

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie
Wat ging er goed deze les? 
Wat kan er de volgende keer beter? 
Wat heb ik geleerd?

Slide 17 - Tekstslide