Je herkent het voltooid deelwoord aan twee dingen:
1. Het is al voltooid = gebeurd
2. Er staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij
Er zijn drie manieren om een voltooid deelwoord te schrijven:
1. Het eindigt op -en : Het schip is gezonken, de les is begonnen
2. Het eindigt op een -d : De leerlingen heeft zich verveeld.
3. Het eindigt op een -t : De leerling werd gepest.
Bij een -d of een -t, kun je het woord langer maken of het kofschip gebruiken.