Nederlands

Nederlands
Ramses, Denis, Amin & Micha
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Ramses, Denis, Amin & Micha

Slide 1 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Welkom bij onze presentatie over het lijdend voorwerp.
In deze presentatie zullen we verkennen wat het lijdend voorwerp is en hoe je het kan vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Definitie van het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is een woord dat aanduidt wie of wat de actie ondergaat in een zin.
In het Nederlands staat het lijdend voorwerp meestal direct na het werkwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden van het lijdend voorwerp.
Ik eet een appel.
Appel is het lijdend voorwerp want daar gebeurt iets mee.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan je het lijdend voorwerp vinden?
Zoek eerst het onderwerp en de persoonsvorm in de zin. Vraag dan "wat" of "wie" na de persoonsvorm om het lijdend voorwerp te vinden. Het woord dat als antwoord op de vraag "wat" of "wie" komt, is hoogstwaarschijnlijk het lijdend voorwerp. Hier is een voorbeeld: Zin: "De kat vangt de muis." Onderwerp: "de kat" Persoonsvorm: "vangt" Vraag: "De kat vangt wat?" antwoord: "de muis" "De muis" is het lijdend voorwerp in deze zin.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp.
Ik geef een cadeau aan Jurjen.
A
Geef
B
cadeau
C
Jurjen

Slide 6 - Quizvraag

Ik voetbal met een voetbal.
A
voetbal 1e
B
voetbal 2e
C
met

Slide 7 - Quizvraag

De bloemen bloeien.
A
Bloeien
B
Bloemen
C
Geen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp.
A
Wat/Wie + gezegde + onderwerp?
B
gezegde + onderwerp
C
onderwerp + persoonsvorm
D
meewerkend voorwerp + wie/wat

Slide 9 - Quizvraag

Hebben jullie nog vragen?

Slide 10 - Open vraag

Einde
Bedankt voor het luisteren.

Slide 11 - Tekstslide