Eerste, derde en vierde naamval oefenen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Naamvallen - Quiz

Mijn broer geeft zijn vriendin een mobieltje.

Wat is het ow (1ste naamval)?

Wat is het lv (4de naamval)?

Wat is het mw (3de naamval)?

Een naamval is een

1. werkwoord
2. vervoeging
3. vorm
4. voorzetsel

Eerste naamval is

1. het onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Derde naamval is

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Vierde naamval is

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Er hat mich im Krankenhaus besucht.
Welke vorm is 'mich'?

1. eerste naamval
2. vierde naamval
3. derde naamval

Ich habe meinem Bruder ein Buch gegeben.
Welke vorm is 'meinem Bruder'?

1. derde naamval
2. eerste naamval
3. vierde naamval

Gib mir mein Handy, bitte!
Welke vorm is 'mir'?

1. eerste naamval
2. derde naamval
3. vierde naamval

Ich habe mich Sorgen gemacht um (haar) ..... .

1. sie
2. ihr
3. ihn
4. ihm

Wer kann (hun) ....... (+3 nv)helfen?

1. Ihnen
2. ihr
3. Ihr
4. ihnen

Ich danke (u) ....... (+ 3 nv) recht herzlich.

1. Sie
2. sie
3. Ihnen
4. Ihr

Hast du etwas gegen (mij)..?

1. mir
2. ich
3. mich

Wir haben das für (U)... gemacht.

1. ihnen
2. Ihnen
3. sie
4. Sie

Wir sind bei (haar) ... .

1. ihr
2. sie
3. ihm
4. Sie

Bei (mij) .... kannst du immer bleiben.

1. mich
2. ich
3. wir
4. mir

Ich habe nicht von (jou) ... gehört.

1. du
2. dir
3. dich
4. you

Durch (haar) .... haben wir verloren.

1. ihr
2. Sie
3. ihn
4. sie

Ohne (jou) ... und ohne (jullie)...... ist es doof.

1. dir, euch
2. dich, ihr
3. dich, euch
4. du, euch

Welke stelling is op jou van toepassing?

1. Ik vind dit nog moeilijk (en heb nog uitleg nodig)
2. Ik begin het te snappen (kwestie van oefenen)
3. Ik snap en kan dit (bijna alles goed)
4. Ik kan het een ander uitleggen