Banduur

Voor de Industriële Revolutie....
A
Leefde 90% van de bevolking in de stad
B
Was de verhouding platteland-stad 50-50
C
Leefde meer dan 90% van de bevolking op het platteland
D
weten wij helemaal niet hoe de verhoudingen waren
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voor de Industriële Revolutie....
A
Leefde 90% van de bevolking in de stad
B
Was de verhouding platteland-stad 50-50
C
Leefde meer dan 90% van de bevolking op het platteland
D
weten wij helemaal niet hoe de verhoudingen waren

Slide 1 - Quizvraag

De industriële revolutie
A
had grote gevolgen voor de hele samenleving
B
bleef beperkt tot de steden
C
waren veranderingen in productiemethoden
D
had vooral betrekking op industriearbeiders

Slide 2 - Quizvraag

Wat was GEEN gevolg van de industriële revolutie?
A
De steden groeiden enorm. Er werden veel huizen goedkoop en slecht gebouwd.
B
Meer mensen werkten in de industrie- en dienstensector. Overal werden treinsporen aangelegd.
C
Ondernemers / fabriekseigenaren kregen veel invloed op de samenleving.
D
Meer mensen werkten in de landbouwsector op het platteland.

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn niet-economische gevolgen van de industriële revolutie?
A
kapitalisme, landschapsverandering, nieuwe groep: arbeiders, verstedelijking
B
kapitalisme, massaproductie, milieuvervuiling, nieuwe groep: arbeiders,
C
landschapsverandering, milieuvervuiling, nieuwe groep: arbeiders, verstedelijking
D
landschapsverandering, massaproductie, milieuvervuiling, verstedelijking

Slide 4 - Quizvraag

Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.

Slide 5 - Quizvraag

Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
Industriële revolutie
vóór de industriële revolutie
fabrieken
huisnijverheid
landbouw
stoommachine
slechte werkomstandigheden
stad
platteland

Slide 6 - Sleepvraag

Oorzaak Industriele Revolutie 
Gevolg Industriele Revolutie 
Nieuwe werktuigen voor op het land 
verbeterde voedselvoorziening 
bevolkingsgroei 
huisnijverheid 
migratie naar de stad 
uitvinding machines 
Vervanging huisnijverheid door fabriekswerk 
Urbanisatie 

Slide 7 - Sleepvraag

Van welk jaartal tot welk jaartal duurde de tweede industriële revolutie?
A
1820-1970
B
1870-1920
C
1890-1930
D
1860-1910

Slide 8 - Quizvraag

Welk begrip past het best bij de Tweede Industriële Revolutie?
A
stoommachine
B
ijzer
C
atoomkracht
D
elektriciteit

Slide 9 - Quizvraag

Engeland bleef in de tweede industriële revolutie achter door de zogenaamde ‘de wet van de remmende voorsprong’. Welke van de volgende antwoorden beschrijft de betekenis van deze wet?
A
Als je weinig geld hebt, kun je niet zo makkelijk nieuwe uitvindingen doen omdat je veel onderzoek moet doen voordat een uitvinding gedaan is.
B
Als je al veel geïnvesteerd hebt in machines die eerder zijn uitgevonden, kun je niet zo eenvoudig overstappen naar nieuwere uitvindingen.
C
Dit is een bekend begrip in de natuurwetenschappen, waarmee een uitvinding wordt vergeleken met een rivier. Die stroomt in het begin ook sneller dan aan het eind.

Slide 10 - Quizvraag

De sociale kwestie is een 19e-eeuws begrip, maar het probleem bestond gedeeltelijk al vóór de industriële revolutie.
Leg uit wat er veranderde, waardoor de sociale kwestie aandacht kreeg.
A
Arbeiders kwamen zelf in opstand
B
De kerk greep in toen er teveel armenzorg nodig was
C
Het werd zichtbaarder voor rijke mensen in de stad door urbanisatie
D
De fabriekseigenaren zagen van dichtbij hoe de omstandigheden waren

Slide 11 - Quizvraag

De industriële revolutie was de oorzaak van de sociale kwestie omdat...
A
kapitalisme ontstond
B
fabrieken werden gebouwd
C
machines het werk van arbeiders overnamen
D
grote fabriekssteden ontstonden

Slide 12 - Quizvraag

In 1874 publiceerde de Maastrichtse priester J.H. Wijnen een brochure waarin hij de sterk toegenomen kinderarbeid in zijn stad veroordeelde. Bij welke twee kenmerkende aspecten van de moderne tijd past de kritiek op kinderarbeid?
A
'de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen'
B
'de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie'
C
'de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving'
D
'discussie over de sociale kwestie’

Slide 13 - Quizvraag

Leg met bronelementen uit dat:
- de bron past bij de sociale kwestie en
- de prent zowel een oorzaak als een gevolg kan zijn geweest van de sociale kwestie

Slide 14 - Open vraag

Breng de informatie uit deze bron in verband met de volgende ontwikkelingen in de negentiende eeuw:
1 de Industriële Revolutie en
2 het ontstaan van discussies over de sociale kwestie.

Slide 15 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
De industriële revolutie als basis voor industriële samenleving
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’’
C
Discussies over de sociale kwestie
D
de opkomst van het abolitionisme

Slide 16 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.

1 De ergste misstanden verdwijnen
2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie.
3 Er komen sociale wetten
4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.

Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:

A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 17 - Quizvraag

Voor industrialisatie
Na industrialisatie
Sleep  de kenmerken naar het juiste vak.
Sociale Kwestie
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
Steden ontstaan

Slide 18 - Sleepvraag

Sociale wetten zijn ...

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 19 - Quizvraag

Door de kinderwet van Van Houten mochten kinderen...
A
vanaf 12 jaar verplicht naar school
B
tot 12 jaar niet meer in fabrieken werken
C
tot 16 jaar nergens meer werken
D
evenveel verdienen als een volwassene

Slide 20 - Quizvraag

Wat hoort bij elkaar?
Woningwet
hygiëne
aanleg van waterleiding
Verbetering volksgezondheid
Van Houten
In 1851 werd gezondheid een gemeentetaak
In 1874 werd het kinderwetje aangenomen
Artsen wilden een schonere leefomgeving
De regering voerde sociale wetten in
Er was vooruitgang in de medische wetenschap

Slide 21 - Sleepvraag

Oorzaak
Tussenstap
Gevolg
Industriële Revolutie
Urbanisatie
Sociale kwestie

Slide 22 - Sleepvraag

Socialisme
Liberalisme
Fabrieks arbeiders
Fabrieksbazen
Grote rol overheid
Kleine rol overheid
Gelijkheid
Vrijheid
Sociale Kwestie

Slide 23 - Sleepvraag

Op de afbeelding zie je een gezin in Drenthe die in bittere armoede leeft.
Politici begonnen rond 1900 in te zien dat de overheid meer moest gaan doen aan armoedebestrijding.
Waarom toen pas?
A
Daarvóór kwam armoede in Nederland nauwelijks voor.
B
Door de armoede gingen steeds meer fabrieken failliet.
C
Door de industrialisatie werd in de steden de armoede massaler en zichtbaarder.
D
Rond 1900 kwamen de socialisten in de regering.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom wilden liberalen eigenlijk de armen niet helpen?
A
Omdat ook de armen zelf uit de armoede konden komen, volgens liberalen
B
Omdat het helpen van armen te veel geld zou kosten
C
Omdat de liberalen te lui waren om armen te helpen
D
Omdat de liberalen niet wisten hoe ze konden helpen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is Modern imperialisme?
A
Europese landen willen hun macht uitbreiden in Amerika
B
De Europese landen willen hun macht uitbreiden in Azië en Afrika door in deze gebieden koloniën te stichten
C
Mensen zijn modern in hun gedachten, zoals het verlicht denken
D
Mensen reizen over de wereld om nieuwe dingen te ontdekken

Slide 26 - Quizvraag

Welke uitspraak over modern imperialisme is niet waar? Modern imperialisme..
A
..draaide uit op meer Europese samenwerking.
B
..was het streven van Europese (groot)machten naar een wereldrijk.
C
..leidde tot het stichten van koloniën in vooral Afrika en Azië.
D
..zorgde voor spanningen in Europa.

Slide 27 - Quizvraag

Een gesprek met koning Willem II over het invoeren van onderwijs in Indonesië :

‘De koning was bang dat wij zouden vergeten dat men de Javaan dom houdt, om hem gemakkelijker te regeren en gehoorzaam te maken aan ons.. (…). De koning beschouwt de Javanen slechts als koffie- en suikerproducenten.’

Welke oorzaak van modern imperialisme zie je in de bron?
A
De koning vindt dat hij volkeren in veroverde gebieden moet beschaven.
B
De koning wil meer aanzien door zoveel mogelijk gebieden te veroveren.
C
De koning wil producten verkopen in veroverde gebieden.
D
De koning wil grondstoffen verkrijgen in veroverde gebieden.

Slide 28 - Quizvraag


Welk motief voor het modern imperialisme
zie je in de bron?
A
afzetmarkten
B
macht
C
beschaven
D
grondstoffen

Slide 29 - Quizvraag


Welk soort motief voor het modern imperialisme
zie je in de bron?
A
Economisch
B
Politiek
C
Cultureel
D
Sociaal

Slide 30 - Quizvraag


Geef een reden waarom de bron past bij het modern imperialisme. 

Slide 31 - Open vraag

Motieven voor het modern imperialisme
Oorzaken van het modern imperialisme
Beschaving brengen
Vraag naar afzetgebieden
Vraag naar grondstoffen
Aanzien en hebzucht
Transportrevolutie
Industriële Revolutie
Nationalisme
Liberalisme: bijv. vrijhandel

Slide 32 - Sleepvraag

Wat is modern imperialisme?
A
Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
Europese ontdekkingsreizen in de 17de eeuw, met als doel de relatie tussen Europa & Azië te verbeteren.
D
Europese samenwerking om te zorgen dat er nooit meer oorlog komt na 1945 in de wereld.

Slide 33 - Quizvraag

Onderstaande kaartjes zijn kenmerken van het modern imperialisme.
Geef aan of deze kenmerken alleen bij het modern imperialisme horen, of ook bij het oude imperialimse passen.
Oud én modern imperialisme









Continuïteit
Alleen modern imperialimse









Verandering
White man's burden
Koloniseren
Onderdrukken van de bevolking
Westers bestuur in de kolonie
Afzetmarkt en grondstoffen
Het verspreiden van het christendom
Nationalisme
Handel en productie voor Europa

Slide 34 - Sleepvraag

Bekijk de bron.
Wanneer is deze bron gemaakt?
Wat zegt deze bron over de kijk op oorlogvoering
tijden de eerste wereldoorlog? Leg dit uit!

Slide 35 - Open vraag

Leg uit wat deze bron te maken heeft met de Eerste Wereldoorlog. Benoem elementen uit de bron

Slide 36 - Open vraag

Wat gebeurt er op deze bron en wat heeft dit te maken met de Eerste Wereldoorlog?

Slide 37 - Open vraag

Een Duitse bron uit de Eerste Wereldoorlog.
Leg uit of deze bron uit 1914 of 1917 komt en: bewijs dat deze bron past bij het begrip totale oorlog.

Slide 38 - Open vraag


Lees de bron hiernaast.
Noem een oorzaak van de Eerste Wereldoorlog die je in de bron herkent.

Slide 39 - Open vraag

Banduur

Slide 40 - Tekstslide