1. Hedwig en Tessa gaan op zondag met de trein naar Maastricht.
2. Op het Noordplein staat altijd een knalgele Porsche.
3. ’s Ochtends brengt Henk altijd heel vroeg de krant rond in het dorp.
4. Vanuit het noorden trekken zware onweersbuien over Ameland.
5. We gaan met de hele klas in mei op schoolreisje naar Zuid-Duitsland.
6. Op dierendag geef ik onze hond Pukkie altijd extra brokken.