2KM L23 B2K/B2J Herhaling T & W H1 & H2

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek
  • Schrift of collegeblok
  • Pen
timer
2:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek
  • Schrift of collegeblok
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Lezen
  • Huiswerk bespreken
  • Terugblik 
  • Zelfstandig leren
  • Toets
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken
  • Ik kan punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken
  • Ik kan komma's gebruiken
  • Ik kan hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt
  • Ik weet de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed te spellen
  • Ik weet wat ik moet leren voor de toets

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 4 - Tekstslide

Lezen in stilte
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Samen nakijken huiswerk
Opdracht 2 (blz. 59)

Nakijkboekje vanaf blz: ..
Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout. Heb je een vraag? 
Steek je vinger op!

Slide 6 - Tekstslide

Samen nakijken huiswerk
1. Hedwig en Tessa gaan op zondag met de trein naar Maastricht.
2. Op het Noordplein staat altijd een knalgele Porsche.
3. ’s Ochtends brengt Henk altijd heel vroeg de krant rond in het dorp.
4. Vanuit het noorden trekken zware onweersbuien over Ameland.
5. We gaan met de hele klas in mei op schoolreisje naar Zuid-Duitsland.
6. Op dierendag geef ik onze hond Pukkie altijd extra brokken.

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdracht 1 t/m 4 (blz. 56/57)
Opdracht 1 t/m 4 en 6 (blz. 58-59)
Nakijkboekje vanaf blz: ..
Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout. Heb je een vraag? 
Steek je vinger op!
Klaar? Maak de startopdracht op blz. 58

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je een woordbetekenis in een tekst?

  • Zoek in de tekst een synoniem.
  • Zoek in de tekst naar de betekenis.
  • Zoek in de tekst naar een voorbeeld.
  • Zoek in de tekst naar en tegenstelling. 
  • Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel.

Slide 9 - Tekstslide

Betekenis niet uit de tekst te halen?

Gebruik een woordenboek.
Kies de betekenis die in de tekst past.

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen.

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden
Ik wil vandaag Nederlandse les volgen
  • Vraagproef
    Wil jij vandaag Nederlandse les volgen?

  • Tijdproef
    Ik wilde vandaag Nederlandse les volgen

Slide 12 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden
Ik wil vandaag Nederlandse les volgen
  • Vraagproef
    Wil jij vandaag Nederlandse les volgen?

  • Tijdproef
    Ik wilde vandaag Nederlandse les volgen

Slide 13 - Tekstslide

Onderwerp
Hoe vind je het onderwerp in een zin? 

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen.

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp vinden
Ik wil vandaag Nederlandse les volgen
  • Wie of wat + pv
    Wie wil? 


Slide 15 - Tekstslide

Onderwerp vinden
Ik wil vandaag Nederlandse les volgen
  • Wie of wat + pv
    Wie wil? 


Slide 16 - Tekstslide

Gezegde
Hoe vind je het gezegde in een zin? 

Ik wil vandaag Nederlandse les volgen.

Slide 17 - Tekstslide

Gezegde vinden
Ik wil vandaag Nederlandse les volgen
  • Alle werkwoorden uit de zin


Slide 18 - Tekstslide

Gezegde vinden
Ik wil vandaag Nederlandse les volgen
  • Alle werkwoorden uit de zin:

    Gezegde = wil volgen

Slide 19 - Tekstslide

Volgorde benoemen zinsdelen
1. Noteer de persoonsvorm
2. Zoek het onderwerp
3. Zoek het gezegde

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm spellen
Stap 1: Wat is de ik-vorm?

Stap 2: Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)? 


Slide 21 - Tekstslide

Persoonsvorm tt enkelvoud
  • Je gebruikt de ik-vorm als ik ervoor staat of jij/je erachter
  • Kun je je niet vervangen door jij? Dan heb je NIET te maken met de ik-vorm
  • In de andere gevallen: ik-vorm + t


Slide 22 - Tekstslide

Persoonsvorm tt meervoud
  • Persoonsvorm tt = hele werkwoord!


Slide 23 - Tekstslide

Persoonsvorm vt 
  • Is het een zwak of sterk werkwoord?
  • Zwak werkwoord is een werkwoord dat NIET van klank veranderd.
  • Bij een sterk werkwoord veranderd de klank


Slide 24 - Tekstslide

Persoonsvorm vt: zwak werkwoord 
  • Enkelvoud: Ik-vorm + -de/-te
  • Meervoud: Ik-vorm + -den/-ten

Wanneer -de(n) en wanneer -te(n)?
't ex-fokschaap
Kijk naar laatste letter van het ww als je -en afhaalt: Staat die medeklinker WEL in het 't ex-fokschaap? --> dan schrijf je -te(n) 

Slide 25 - Tekstslide

Persoonsvorm vt: sterk werkwoord 

  • Schrijf het werkwoord zo kort mogelijk



Slide 26 - Tekstslide

Woordsoorten
De woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten.

Wat zijn woordsoorten?

Slide 27 - Tekstslide

Woordsoorten
  • Werkwoord (ww)
  • Lidwoord (lw)
  • Zelfstandig naamwoord (zn)
  • Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Voorzetsel (vz)

Slide 28 - Tekstslide

Werkwoord (ww)
Zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. 
In een zin staat minstens één werkwoord. 
Een werkwoord heeft verschillende vormen.

Bijvoorbeeld?

Slide 29 - Tekstslide

Lidwoord (lw)
  • De
  • Het
  • Een

Slide 30 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
Is een woord voor een mens, dier, plant of ding.

Een naam is ook een zelfstandig naamwoord!

Bijvoorbeeld?

Slide 31 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. 

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt waarvan het iets is gemaakt. 

Bijvoorbeeld?

Slide 32 - Tekstslide

Voorzetsel (vz)
Is een kort woord dat vaak een tijd of plaats aangeeft. 

Bijvoorbeeld?

Slide 33 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
In teksten of in gesprekken kom je vaak uitdrukkingen of woorden tegen met een figuurlijke betekenis. 

Begrijp je deze niet? Zoek ze dan op in het woordenboek!

Slide 34 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik opzoeken
Zoek bij het eerste zelfstandige naamwoord uit de uitdrukking op.

Vind je de uitdrukking niet?

Zoek dan op een ander belangrijk woord. 

Slide 35 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
  • Twee persoonsvormen!
  • Samengestelde zin heeft een voegwoord.
  • Hoe check je of het een samengestelde zin is?

Slide 36 - Tekstslide

Voegwoorden
  • En
  • Terwijl 
  • Omdat
  • Zodat
  • Nadat
  • Als 
  • Toen
  • Want
  • Maar
  • Of 
  • Dus

Slide 37 - Tekstslide

Samengestelde zinnen maken
Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken.
Controleer dan of de woordvolgorde goed is.

Omdat de zon schijnt, hij gaat zwemmen.
Omdat de zon schijnt, gaat hij zwemmen.


Slide 38 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin
  • Als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter:
    's Morgens ben ik vrolijk
  • Bij namen
  • Bij woorden die van namen zijn gemaakt: 
    Noord-Brabantse, Ierse, Marokkaanse


Slide 39 - Tekstslide

Geen hoofdletters
  • Namen van dagen
  • Namen van maanden
  • Seizoenen
  • Windstreken


Slide 40 - Tekstslide

Leestekens
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar:
    Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.
  • Voor voegwoorden. Behalve bij het voegwoord en.
    Ik zit in de Nederlandse les, omdat het moet.
    Ik zit in de Nederlandse les en ik leer heel veel. 
  • Tussen de delen van een opsomming. Behalve tussen en.
    Ik heb mijn boek, mijn tas, mijn schrift en mijn etui bij me. 


Slide 41 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak: 
Een samenvatting van de leerstof 
OF
De opdrachten met sterretjes
OF 
Een opdracht opnieuw
OF
Extra opdrachten vanaf blz. 217
Heb je een vraag?  Steek je vinger op!


timer
5:00

Slide 42 - Tekstslide

Rustig samenwerken
Maak:
Een samenvatting van de leerstof
OF
De opdrachten met sterretjes
OF
Een opdracht opnieuw
OF
Extra opdrachten vanaf blz. 217
Heb je een vraag? Steek je vinger op!
timer
5:00

Slide 43 - Tekstslide

Toets: 18 november
Woordenschat & taalverzorging H1 en H2.
Leren:
Alle groene theorieblokken
De woorden uit de paragrafen (als er woorden tussen staan die je niet begrijpt, leer deze woorden dan)

Kijk verder je huiswerk nog een keer goed door, waar had je moeite mee? Probeer nog verder te oefenen met de extra opgaven (met sterretje) in iedere paragraaf.

Je mag een woordenboek bij de toets houden!

Slide 44 - Tekstslide

Huiswerk
Datum:


Maken:



Slide 45 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan voegwoorden op de juiste manier gebruiken om samengestelde zinnen te maken
  • Ik kan punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken
  • Ik kan komma's gebruiken
  • Ik kan hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt
  • Ik weet de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed te spellen
  • Ik weet wat ik moet leren voor de toets

Slide 46 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 47 - Tekstslide