In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
1.8 Grammatica woordsoorten les 3
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen:
Aan het eind van de les herken je de volgende woordsoorten in een zin en je kunt deze benoemen:
lidwoord (lw)
zelfstandig naamwoord (znw)
bijvoeglijk naamwoord (bnw)
voorzetsel (vz)
voegwoord (vw)
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord (kww)
persoonlijk voornaamwoord (pers vnw)
bezittelijk voornaamwoord (bez vnw)
aanwijzend voornaamwoord (av)
vragend voornaamwoord (vrv)
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Stillezen
Huiswerkcontrole opdracht 6 en 7
Uitleg aanwijzend vnw, vragend vnw en voegwoord.
Werken aan huiswerk: opdracht 8 tot en met 11
Slide 3 - Tekstslide
Start les.
Stillezen in boek of tijdschrift
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk van vandaag
Huiswerkcontrole 1.8 opdracht 6 en 7 (online)
Slide 5 - Tekstslide
Een zin heeft nooit meer dan één persoonsvorm. deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Een zin kan dus meerdere persoonsvormen bevatten. Een zin met één persoonsvorm noem je een:
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 7 - Quizvraag
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een samengestelde zin. Welke zin is enkelvoudig?
A
Terwijl ik televisiekijk, eet ik een zak chips.
B
Waarom is Jantien zo van streek?
Slide 8 - Quizvraag
Welke zin is samengesteld?
A
Op een van de bordjes stond vermeld dat je niet op het gras mocht lopen.
B
Heb jij gisteren bij die boekenwinkel het nieuwe boek van Nadine Beijlo besteld?
Slide 9 - Quizvraag
Enkelvoudige zin
Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin
Zin met twee of meer persoonsvormen
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld enkelvoudige zin
Het wordt slecht weer vandaag.
Ik ga vandaag naar de Action.
Hij kijkt veel naar Star Wars.
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld samengestelde zin
Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand.
Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.
Slide 12 - Tekstslide
Voegwoorden
Voegwoorden zijn een soort cement.
Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.
Slide 13 - Tekstslide
Nevenschikking voegwoorden
En
Maar
Dus
Want
Onderschikking voegwoorden
Aangezien
Als
Dat
Doordat
Terwijl
Toen
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het voegwoord in de volgende zin? Vroeger laadden ze een accu niet op, maar gooiden ze hem weg.
A
vroeger
B
laadden op
C
gooiden weg
D
maar
Slide 15 - Quizvraag
Toen de waterleiding lekte, dichtten wij het gat met plakband. Het voegwoord is:
A
Toen
B
lekte
C
dichtten
D
met
Slide 16 - Quizvraag
Ons bedrijf zal alles onderzoeken, zodat de problemen verholpen worden. Schrijf het voegwoord op.
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Benoem de vr. vnw of aanw. vnw 1 Welke docenten zou jij wel de nek om willen draaien?
Slide 20 - Open vraag
Benoem het vr. vnw of aanw. vnw 2 Waarom heb jij voor die sport gekozen?