Paragraaf 1.4 Waar blijft alle grind, zand en klei?

1.4 Waar blijft alle zand, grind en klei?
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.4 Waar blijft alle zand, grind en klei?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling 
  • Uitleg paragraaf 1.4
  • Lezen 1.4
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 3 - Tekstslide

Verwering vindt vooral plaats in
A
Plaatje A
B
Plaatje B
C
Plaatje C

Slide 4 - Quizvraag

Erosie treedt vooral op als de stroomsnelheid
A
laag is
B
hoog is

Slide 5 - Quizvraag

Sedimentatie treedt vooral op in de
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 6 - Quizvraag


A
mechanische verwering
B
chemische verwering

Slide 7 - Quizvraag

Sleep het juiste begrip naar de juiste afbeelding
Chemische verwering
Mechanische verwering: water
Mechanische verwering: temperatuur
Mechanische verwering: planten

Slide 8 - Sleepvraag

Dit dal is geërodeerd door een...
A
Rivier
B
Gletsjer

Slide 9 - Quizvraag

Dit dal is gevormd door een...
A
Gletsjer
B
Rivier

Slide 10 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat massabewegingen zijn

Slide 11 - Open vraag

Leerdoelen paragraaf 1.4
Je kunt uitleggen hoe zandbanken, duinen en delta’s worden gevormd.
Je kunt de boven-, midden- of benedenloop herkennen met behulp van foto’s.
Je begrijpt op welke manier sedimentgesteente ontstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Een laaggelegen en vlak gebied heet een laagvlakte.
Door de laagvlakte stroomt de benedenloop van de rivier.


Een laaggelegen en vlak gebied heet een laagvlakte
Door de laagvlakte stroomt de benedenloop an de rivier.


Slide 17 - Tekstslide

In een laagvlakte kom je metersdikke lagen zand, grind en klei tegen.

Sedimentatie: proces waarbij korrels blijven liggen.

Slide 18 - Tekstslide

Delta
Nieuw land in zee dat ontstaat door sedimentatie waar een rivier in zee uitmondt.


Nieuw land in zee dat ontstaat door sedimentatie waar een rivier in zee uitmondt.

Slide 19 - Tekstslide

Estuarium



Trechtervormige monding van de rivier. 

Tijdens eb en vloed stroomt de zee de rivier in en uit en neemt sediment mee naar de zee. 

Slide 20 - Tekstslide

Delta
Estuarium

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Samen lezen 
Maak opdracht 1 en 2

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 1A
Welke weg heeft zand op het strand afgelegd?

  • Uit de bergen is het via de rivieren in zee gekomen en vanuit de zee is het op het strand neergelegd.

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 1B (rood is fout)
  • De Po met zijn zijrivieren begint in de Alpen en mondt uit in zee.
  • Vanuit de gebergten wordt zand, grind en klei in riviervlakten gesedimenteerd
  • Erosie vindt vooral in de middenloop van de Po plaats. 
  • Een ander woord voor riviervlakte is laagvlakte.
  • Laagvlakten vind je bij zeeën, meren en oceanen.

Slide 25 - Tekstslide

Herhaling
 In de bovenloop van de PO heb je veel / weinig hoogteverschillen. Hierdoor is de stroomsnelheid hoog / laag. Er is veel erosie / sedimentatie omdat de rivier veel / weinig verweringsmateriaal vervoerd.
 In de bovenloop van de PO heb je veel hoogteverschillen. Hierdoor is de stroomsnelheid hoog. Er is veel erosie omdat de rivier veel  verweringsmateriaal vervoerd.

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 1D
In de midden loop is er meer/ minder hoogteverschil. Door de lagere / hogere stroomsnelheid is er geen / wel erosie en geen / wel sedimentatie.
In de midden loop is er  minder hoogteverschil. 
Door de lagere  stroomsnelheid is er wel erosie en wel sedimentatie.

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 2A en C

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 2B
Wat geeft lijn A aan?

  • De loop van de rivier.

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 2D
Welke conclusie kun je trekken over de sedimenten als je stroomafwaarts gaat?

  • De sedimenten worden steeds kleiner.

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 2E
Op welke manier worden de stenen veranderd in zand en klei?

  • Door het afbreken van het gesteente blijven er steeds kleinere korrels over.

Slide 31 - Tekstslide

Duinen: door de wind opgewaaide zandheuvel.

Door de wind opgewaaide zandheuvel.

Door de wind opgewaaide zandheuvel.


Slide 32 - Tekstslide

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Delta

Slide 33 - Tekstslide

Sedimentgesteente
Gesteente dat dat ontstaat uit samengeperst
sediment (laagjes).

- Zand --> Zandsteen
- Klei --> Schalie
- Schelpen --> Kalksteen (fossielen)

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 6

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 3A

Slide 36 - Tekstslide

Vraag 3B
Leg uit waarom je materiaal vanuit de bergen in het
laagland vindt.

  • Door verwering in het hooggebergte laten stukken gesteenten los. Die rollen naar beneden. Als ze in een rivier terechtkomen, kunnen ze meegevoerd worden naar het laagland.

Slide 37 - Tekstslide

Vraag 3C
Veel van het materiaal dat een rivier meeneemt, blijft onderweg liggen. Waar komt de rest ten slotte terecht?

  • De rest van het materiaal komt in zee terecht.

Slide 38 - Tekstslide

Vraag 4A
Waarom laat een rivier alle sediment vallen zodra het de
zee instroomt?

  • Het rivierwater stroomt hier niet meer.

Slide 39 - Tekstslide

Vraag 4b
Zo ontstaat een stuk land in zee. Hoe heet dit nieuwe land? 

  • Delta.

Slide 40 - Tekstslide

Vraag 4C
Welke rivieren hebben een delta als monding?


  • Nijl en Mississippi

Slide 41 - Tekstslide

Vraag 8A
Waar komt het verweringsmateriaal vandaan dat zandbanken, duinen en delta’s vormt?

  • Uit gebergten zoals de Alpen en de Apennijnen.

Slide 42 - Tekstslide

Vraag 8B
Leg uit wat sedimentatie is.


  • Het neerleggen van materiaal door bijvoorbeeld een rivier.

Slide 43 - Tekstslide

Vraag 8C
Wanneer sedimenteren grind en klei in een rivier? 

  • Grind bij een grote stroomsnelheid en klei bij een lage stroomsnelheid.

Slide 44 - Tekstslide

Vraag 8D
Leg uit wat het verschil is en wat de overeenkomst is tussen zandbanken en duinen.

  • De overeenkomst is dat beide uit gesedimenteerd
zand bestaan. Het verschil is dat duinen op het
land en zandbanken voor de kust liggen.

Slide 45 - Tekstslide

Vraag 8E
Op welke manier ontstaat sedimentgesteente? Noem twee voorbeelden.

  • Door het samenpersen van dikke lagen zand of klei waaruit zandsteen en schalie ontstaan.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide