Unit 2 - Lesson 5 Relative Pronouns

What's on today?
  1. Quiet studying - words Unit 2-Lesson 5
  2. Check homework:
  • Study Expressions  Unit 2  p.109 - 115 & Irregular verbs p.190
   3. Expressions & Irregular verbs Quizzes
   4. Past Simple & Present Perfect LessonUp
   5. Practice Test


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

What's on today?
  1. Quiet studying - words Unit 2-Lesson 5
  2. Check homework:
  • Study Expressions  Unit 2  p.109 - 115 & Irregular verbs p.190
   3. Expressions & Irregular verbs Quizzes
   4. Past Simple & Present Perfect LessonUp
   5. Practice Test


Slide 1 - Tekstslide

Quiet Studying p.109-115
Expressions
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Check homework
Study Words & Expressions Unit 2 p.109 - 115

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Create an expressions quiz
  • 10 sentences Dutch - English
  • 10 irregular verbs
  • Create an answer sheet
  • Swap quizzes 2 x in your group

Slide 5 - Tekstslide

What is a relative clause?
Een betrekkelijke bijzin. 
Deze gebruik je als je extra info over iets of iemand wilt geven. 
Bijvoorbeeld:
Die laptop, die op tafel staat, is van de docent. 

Slide 6 - Tekstslide

Relative pronouns- bv
  • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun

Slide 7 - Tekstslide

RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)

Slide 8 - Tekstslide

Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses: extra informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Begint en eindigt met een komma
  • Je mag GEEN "that" in plaats van "which"gebruiken





The Times, which is published in London, is a daily newspaper.


The Times is a daily newspaper.

Slide 9 - Tekstslide

Defining relative clauses
Defining relative clauses:  onmisbare informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Je gebruikt geen komma's!




He is the doctor who helped my grandmother.


This is the airport where I lost my bag.

Slide 10 - Tekstslide

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 11 - Quizvraag

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, ....... John told his story to, was nice
A
who, that
B
who, that
C
who
D
which, that

Slide 12 - Quizvraag

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 13 - Quizvraag

welke 2 betrekkelijke voornaamwoorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 14 - Quizvraag

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 15 - Quizvraag

The photocopier, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 16 - Quizvraag

He is the consultant ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom

Slide 17 - Quizvraag

The people ...
were stopped at the traffic lights had all gone through red.
A
whose
B
which
C
that
D
whom

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link

Any questions??

Slide 20 - Tekstslide

Test Jezelf!

Slide 21 - Tekstslide