vraagzinnen

Bonjour tout le monde!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde!

Slide 1 - Tekstslide

plan
Bron H: grammaire + oefeningen
Huiswerk: leren bron A + B + C 

Slide 2 - Tekstslide

Vraagzinnen



Slide 3 - Tekstslide

Zinnen vragend maken
We hebben twee soorten vraagzinnen:
  • Vraagzinnen  zonder vraagwoord
        Heb jij een hond ???
  • Vraagzinnen met vraagwoord                                                             Waarom heb jij een hond ?

Slide 4 - Tekstslide

3 manieren om een zin vragend te maken

zonder vraagwoord


 

  • 1 . Vraagteken achter de normale zin (vragend uitspreken :
           stem omhoog)
  • 2.  Omkering van onderwerp en persoonsvorm, dit kan alleen als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord (je, tu, il, enz is)
  • 3.   Est-ce que + gewone zin





Slide 5 - Tekstslide

Een vragende zin met vraagwoord

 Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + persoonsvorm?

VOORBEELDEN:

  • Quand est-ce que tu arrives?
  • Pourquoi est-ce que tu viens?
  • Comment est-ce qu'elle s'appelle?
  • Qu'est-ce que  tu vois?

== Deze manier kan altijd! ==

Slide 6 - Tekstslide

Welke vraagwoorden kennen we??
Où = Waar
Quand = Wanneer
Comment = Hoe
Combien = Hoeveel
Pourquoi = Waarom
Qui = Wie
Qu'est-ce que = Wat

Slide 7 - Tekstslide

Andere manieren:



Onderwerp + Persoons Vorm  +  vraagwoord

  • vb. Tu arrives quand?

Vraagwoord + Onderwerp + Persoons Vorm

  • vb. Pourquoi tu es en retard?

Vraagwoord + Persoons Vorm + Onderwerp

  • vb. Où est-il?


Slide 8 - Tekstslide

Welke vraag is niet goed?
A
Ton frère est souvent malade?
B
Est-ton frère souvent malade?
C
Est-ce que ton frère est souvent malade?

Slide 9 - Quizvraag

Welke vraag is niet goed?
A
Comment tu t'appelles?
B
Comment est-ce que tu t'appelles?
C
Comment t'appelles-tu?
D
Comment tu appelles?

Slide 10 - Quizvraag

welke vraag is niet goed?
A
la boulangerie est où?
B
Est la boulangerie où?
C
Où est la boulangerie?

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent Qui ???
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Hoe

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent Qu'est-ce que ?
A
Hoe
B
Waar
C
Wat
D
Waarom

Slide 13 - Quizvraag

QUEL
QUELLE, QUELS
QUELLES betekenen....

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent Combien ?
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Hoeveel

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent Combien ?
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Hoeveel

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent Combien ?
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Hoeveel

Slide 17 - Quizvraag

Van welke manier is gebruik gemaakt?

Sommes-nous néerlandais?
A
gewone zin vragend makend
B
est-ce que + gewone zin
C
omkering (inversie)
D
vraagwoord + gewone zin

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent "combien"?
A
hoeveel
B
hoe
C
waarom
D
wanneer

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent "où"?
A
wanneer
B
wat
C
waarom
D
waar

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent Qui ???
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Hoe

Slide 21 - Quizvraag

Maak een vraag met het vraagwoord comment + inversie:
Tu vas en France

Slide 22 - Open vraag

quel, quelle, quels, quelles
  • quel= wat
  • quelle est ta matière préférée?
  • quelles sont tes  matières préférées? 
  • quel est ton pays préféré?
  • quels sont tes pays préféres?

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
  1. Wat?  oefening
  2. Hoe?  alleen, maar overleggen mag wel (fluisteren) 
  3. Hoelang? 15 min
  4. wat doen ik als ik klaar ben? bron A alvast lezen. 
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Bron G 
tekst lezen ( t.boek blz 44 en 45) 

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
  1. Wat?  oefening
  2. Hoe?  alleen, maar overleggen mag wel (fluisteren) 
  3. Hoelang? 15 min
  4. wat doen ik als ik klaar ben? bron A alvast lezen. 
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Bonjour!
Aujourd'hui on va se présenter 
et on va apprendre de décrire une personne en français!

Slide 27 - Tekstslide