1,1.1 - Atoommodellen, neutronen, elektronen en protonen

Atoommodellen 

Wat gaan we doen vandaag? 

Kijken naar hoe zitten atomen in elkaar

--> elektronen, protonen, neutronen, atoommodellen 

Maak aantekeningen tijdens de uitleg! 

Lesdoelen

- Je kunt uitleggen hoe het atoommodel van Dalton werkt

- Je kunt uitleggen wat protonen, neutronen en electronen zijn - Je kunt een atoom tekenen volgens het model van Rutherford - Je kunt met behulp van Binas uitleggen hoeveel protonen en electronen een gekozen atoom bevat

- Je kunt met behulp van Binas uitrekenen hoeveel neutronen de kern van een gekozen atoom bevat

- Je kunt een kloppende atoomtekening maken volgens het model van Bohr

- Je kunt vertellen hoeveel electronen er maximaal in de K, L en M-schil bevinden

- Je kunt uitleggen wat isotopen zijn

Wat zijn atomen? 

John Dalton 

''Atomen zijn harde ondeelbare bollen''

''Meerdere atomen samen vormen een molecuul''

John Thomson 

''Atomen hebben kleine negatief geladen deeltjes'

 = elektronen

Ernest Rutherford 

''positief geladen kern''

kern = Neutronen + protonen

- Protonen zijn positief geladen

- neutronen zijn neutraal 

'' rondom de kern zitten elektronen 

= elektronenwolk''

Nils Bohr

''Elektronen zitten bepaalde gebieden = schillen''

K = maximaal 2 elektronen

L = maximaal 8 elektronen 

M = maximaal 18 elektronen

Eerst K vullen, dan L, etc. 

Hoeveel protonen, neutronen, elektronen heeft een atoom?

Kijken naar de massa's 

De massa van de kern = massa atoom = protonen + neutronen

Massa van elektronen verwaarloosbaar

Hoeveel protonen, neutronen, elektronen heeft een atoom?

Aantal elektronen (-) = atoomnummer

Aantal protonen (+) = atoomnummer

Atoom ongeladen dus evenveel + als - 

Aantal neutronen = relatieve atoommassa (afgerond) - aantal protonen

Hoeveel elektronen heeft Aluminium?

1. 3
2. 27
3. 13
4. 14

Hoeveel neutronen heeft Calcium?

1. 20
2. 40
3. 41
4. 12

Hoeveel protonen heeft Broom?

1. 80
2. 35
3. 45
4. 18,7

Weektaak 

Om deze leerdoelen te bereiken maak je de volgende opdrachten in het boek:

Hst 1, opgaven 8, 10, 12, 13, 

Klaar? Lees voor jezelf alvast het stukje over isotopen en probeer: 15, 16, 17 en 19