Grammar U3 KB2

Unit 3 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 3 

Slide 1 - Tekstslide

Today
- Woordvolgorde: Plaats en tijd.

-Hoeveelheden: Veel / Weinig / Een beetje.

- Tag questions: Am I? / Are you? / Is he? / etc.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg Woordvolgorde: plaats en tijd.
Plaatsbepaling: Helemaal aan het einde van de zin: 
- Did you leave your books at home?             Heb je je boeken thuis laten liggen?
- Nadya is still at school.                                 Nadya is nog op school.  
- I'm doing my homework in my room.            Ik zit op mijn kamer mijn huiswerk te maken. 

Tijdsbepaling: Ook helemaal aan het einde van de zin, plaatsbepaling komt eerst. 
- Nadya was at school today.                          Nadya was vandaag op school.                        
- Dad was still at home two minutes ago.        Pa was twee minuten geleden nog thuis.
- I've been in my room all morning.                  Ik heb de hele ochtend op mijn kamer gezeten.   

Slide 3 - Tekstslide

I forgot to bring my books today to school.
Is this correct or incorrect?
A
Correct
B
Incorrect

Slide 4 - Quizvraag

I went to a restaurant yesterday.
Is this correct or incorrect?
A
Correct
B
Incorrect

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling van deze zin:
Mijn zus at gisteren niet thuis.
A
My sister didn't eat at home yesterday.
B
My sister didn't eat yesterday at home.

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin:
Ik was gisteren op mijn werk.

Slide 7 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik ga vanavond een film kijken.

Slide 8 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik ga volgende maand op vakantie.

Slide 9 - Open vraag

Uitleg veel/weinig/een beetje/een paar
Telbare zelfstandige naamwoorden:
There are many children in our school.               Er zitten veel kinderen op onze school. 
My brother has a lot of books.                             Mijn broer heeft veel boeken. 
I've got a few questions for you.                          Ik heb een paar vragen voor je. 
Few teachers can speak Russian.                      Weinig leraren kunnen Russisch spreken. 
Niet-telbare zelfstandige naamwoorden: 
We're not having much fun.                                  We hebben niet veel plezier. 
Mum drinks a lot of water.                                     Mama drinkt veel water. 
Can I borrow a little money?                                 Kan ik een beetje geld lenen? 
They have little time.                                             Ze hebben weinig tijd. 








Slide 10 - Tekstslide

Veel. 
Een paar. 
Een beetje.
Weinig. 
Much
A few 
A little 
Few

Slide 11 - Sleepvraag

My friend has much games.
Is this correct or incorrect?
A
Correct
B
Incorrect

Slide 12 - Quizvraag

I don't have much money.
Is this correct or incorrect?
A
Correct
B
Incorrect

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:
I don't have ..... time.
(veel)

Slide 14 - Open vraag

Vul het juiste woord in:
I bought ..... new clothes yesterday.
(een paar)

Slide 15 - Open vraag

Vul het juiste woord in:
I did ..... homework yesterday.
(veel)

Slide 16 - Open vraag

Vul het juiste woord in:
..... people are good at juggling.
(weinig)

Slide 17 - Open vraag

Uitleg tag questions: Am I? / Are you? / Is he?
Wat zijn tag questions ook alweer?

In de tag gebruik je hetzelfde persoonlijke voornaamwoord en dezelfde vorm van het werkwoord als in de zin: 

You are tim's brother, aren't you?                    Jij bent tims broer, nietwaar? 
I am not wrong, am I?                                            Ik heb het niet mis, of wel? 
That dog isn't old, is it?                                         Die hond is niet oud, of wel? 

Uitzondering bij 'I am'.
 
I am wrong, aren't I?          Ik heb het mis, nietwaar? 
I am not wrong, am I?       Ik heb het niet mis, of wel? 




Slide 18 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van de tag:
You are right, .....
A
Are you?
B
Aren't you?

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de tag:
I am doing pretty well, .....
A
Aren't I?
B
Am I?

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de tag:
He isn't hurt, .....
A
Is he?
B
Isn't he?

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste tag in:
I am not blushing, .....

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste tag in:
They are together, .....

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste tag in:
We are not moving, .....

Slide 24 - Open vraag

Dank jullie wel!   :)
Goed gewerkt! 

Slide 25 - Tekstslide