Question tags - much/many

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Plan today
Grammar explanation

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Today's  goal:

Je kan de juiste hoeveelheden aangeven in een zin d.m.v. woorden als veel, een paar, een beetje en weinig.

Slide 4 - Tekstslide

Welke woorden kun je gebruiken om VEEL te zeggen in het Engels?
A
a lot of
B
much
C
many
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 5 - Quizvraag

VEEL
much = enkelvoud of ontelbaar

much sugar
much time
much homework
much coffee


Slide 6 - Tekstslide

VEEL
many = meervoud of telbaar

many children
many birds
many subjects
many stories

Slide 7 - Tekstslide

VEEL
In bevestigende zinnen:
a lot of
I have a lot of friends.
We paid a lot of money for this.

Na so, as, too NIET!
I sleep as many hours as I can.
We ate too much food today.
I did nothing for so many days.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

A LITTLE = een beetje (enkelvoud)

A FEW = een paar (meervoud)


I need a little more time.
Ik heb een beetje meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.


LITTLE = weinig (enkelvoud)

FEW = weinig (meervoud)


My teacher has little patience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.
Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 13 - Quizvraag

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 14 - Quizvraag

Bill didn't kill ___ (een paar) people,
he killed a lot.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 15 - Quizvraag

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 16 - Quizvraag

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a few
B
many
C
much
D
a little

Slide 17 - Quizvraag

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 18 - Quizvraag

Question Tags
  • Wat is een Question Tag?
  • Waarom gebruiken we Question Tags?
  • Hoe schrijven we een Question Tag op? 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Wat is een question tag?

Slide 21 - Open vraag

Waarom gebruiken we,
aangeplakte korte vragen?

Slide 22 - Open vraag

Wat komt terug in een Question Tag?
A
Het onderwerp en het tegenovergestelde van het werkwoord?
B
Alleen het onderwerp
C
Alleen het werkwoord
D
Het onderwerp en het werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Question Tags
Welke zin is correct?
A
Tom is very strong, is he?
B
Tom is very strong, isn't he?

Slide 24 - Quizvraag

Question Tags

These women are independent, ...?
A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 25 - Quizvraag

Question tags
You have never been in Paris,_____?
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 26 - Quizvraag

Question Tags, complete:
Sara hasn't got a lot of friends, ...?

A
does Sara
B
doesn't Sara
C
has she
D
hasn't she

Slide 27 - Quizvraag

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 28 - Quizvraag

Vul de juiste question tag in:
I will see you on Saturday,........

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
You are a student, ................

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
She's not sick, ................

Slide 31 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
That was a great idea,.................

Slide 32 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
Laura isn't a dancer,............

Slide 33 - Open vraag

I completely understand today's grammar...
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll