LE 3.3 Les 3 Blaaskatheter en urineopvangzak

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Blaaskatheter

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Urinewegstelsel

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Wat hebben jullie onthouden van de lessen over de blaaskatheter

Slide 16 - Woordweb

Blaaskatheter QUIZ TIME!

Slide 17 - Tekstslide

Via welke weg breng je de blaaskatheter in?
A
ureter
B
urethra

Slide 18 - Quizvraag

Benoem enkele complicaties die kunnen optreden bij een zorgvrager met een blaaskatheter

Slide 19 - Open vraag

Eenmalige blaaskatheterisatie (intermitterend) wat is dat?
A
De blaaskatheter kan voor lange tijd in de urineblaas blijven zitten.
B
De blaaskatheter blijft niet in de urineblaas zitten.
C
urine steriel opvangen voor onderzoek/kweek, onderzoek, urine retentie bepalen of bij chronische blaasretentie. .
D

Slide 20 - Quizvraag

welk doel heeft blaasspoeling?
A
katheterslang open houden
B
toedienen van medicatie
C
standaard verzorging blaaskatheter
D
verlengen levensduur katheter

Slide 21 - Quizvraag

Een reden om een blaaskatheter in te brengen kan zijn dat dan de mogelijkheid bestaat medicijnen rechtstreeks in de blaas te brengen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Alleen een arts mag een blaaskatheter bij een man inbrengen
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Een blaaskatheter die goed zit, produceert op vaste tijdstippen urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Zorgvragers met een blaaskatheter hebben een verhoogde kans op blaasontsteking
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Een blaaskatheter is een prima alternatief voor incontinentie-absorptiemateriaal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

wat is geen indicatie voor een blaaskatheter
A
retentie
B
postoperatief (na een operatie)
C
flatulatie
D
incontinentie

Slide 27 - Quizvraag

Waar
Niet waar
Een reden voor een blaaskatheter is urineretentie
Een reden voor een blaaskatheter kan hardnekkige incontinentie zijn
Een reden voor een blaaskatheter kan zijn dat iemand niet plassen kan

Slide 28 - Sleepvraag

Een blaaskatheter die steriel verpakt is heeft een beperkte houdbaarheidstijd
A
Waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Korte pauze
Over 10 minuten terug in het lokaal

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Met behulp van een bladderscan kan de verzorgende vaststellen
A
De frequentie van urineren
B
De beweeglijkheid van de gewrichten
C
Hoeveelheid urine die achterblijft in de blaas
D
De hoeveelheid zuurstof in het bloed

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide