Wetenschappelijk verslag

Het wetenschappelijke verslag (1)
Titelblad:
Bevat: je naam/namen, klas, docent, een geralateerde afbeelding 

De inhoud van het verslag : 
Na het titelblad volgen:
1. Voorwoord
Hier schrijf je wat de lezer kan verwachten in je verslag.




1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het wetenschappelijke verslag (1)
Titelblad:
Bevat: je naam/namen, klas, docent, een geralateerde afbeelding 

De inhoud van het verslag : 
Na het titelblad volgen:
1. Voorwoord
Hier schrijf je wat de lezer kan verwachten in je verslag.




Slide 1 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (2)
De inhoud van het verslag pagina 3:
2. Inleiding
Hier schrijf je waarom je dit verslag schrijft, hoe je op je onderzoeksvraag bent gekomen. Je leidt je onderzoeksvraag in en verwerkt deze duidelijk in je inleiding.
a. Onderzoeksvraag:
In deze paragraaf leg je uit welke vraag je met je onderzoek wilt beantwoorden. Voorbeeld: in welke volgorde eten de chimpansees
b. Deelvragen
Heb je meerdere vragen nodig om tot het antwoord van je onderzoeksvraag te komen, noteer deze dan bij de deelvragen. Voorbeeld: eten de jongen voor de ouderen? Is de rangorde belangrijk bij het eten?





Slide 2 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (3)
De inhoud van het verslag pagina 4:

3. Hypothese
Welk antwoord denk je dat je gaat vinden op de onderzoeksvraag. Schrijf dit hier op en leg uit waarom je dat denkt. Bijvoorbeeld: de chimpansee geeft eerst haar jong te eten en daarna zich zelf.





Slide 3 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (4)
De inhoud van het verslag pagina 5:

4. Methode
In je methode / werkplan staat hoe je te werk bent gegaan. Dit is op zo een manier beschreven dat iemand anders je onderzoek kan nadoen. Hier onder staat wat er minimaal in moet staan.
• Materiaal (welke spullen je gebruikt hebt)
• O.a. deze opdracht, 2x een leeg ethogram. 1x een leeg protocol.
• Een korte beschrijving en duidelijk stappenplan van wat je hebt gedaan.
• Dit moet zo opgeschreven zijn dat iemand anders het kan nadoen.





Slide 4 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
De inhoud van het verslag pagina 6:

5. Onderzoeksresultaten
Hier in vermeld je wat je hebt waargenomen. Gebruik hier voor: tekst, tabellen, grafieken, foto’s en dergelijke.
• Ingevulde protocollen en ethogram
• Een tabel met je resultaten
• Foto’s van het diergedrag
• Etc.


Slide 5 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (5)
De inhoud van het verslag pagina 7 (of verder):
6. Conclusie
In je conclusie staat het antwoord op je onderzoeksvraag en je deelvragen. (dit kan anders zijn dan wat je van te voren dacht).

7. Discussie
Hier schrijf je op wat er niet goed ging bij je onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan: slordig gewerkt/gemorst , kleine steekproef, niet goed gemeten etc. Bedenk en schrijf op wat dit voor een invloed kan hebben op je resultaten.
Wat zou iemand die het zelfde onderzoek weer gaar doen anders moeten doen dan jij? Leg dit uit.



Slide 6 - Tekstslide

Het wetenschappelijke verslag (6)
De inhoud van het verslag pagina 8 (of verder):
8. Bronnen
Heb je gebruikt gemaakt van boeken (welke bladzijdes), internet (welke websites met datum), tijdschriften etc.
9. Samenwerken
Heb je in een groepje gewerkt, schrijf dan hier op hoe de samenwerking verliep. Denk hier bij aan het bijvoorbeeld aan het volgende: hoeveel tijd heeft iedereen er in gestopt en hoe waren de taken verdeelt.
10. Bijlage
Hier komen documenten die je verslag versterken maar die niet in je verslag horen. Voorbeeld: je complete resultaten als deze te lang zijn of je bronnen waar je naar wilt verwijzen.


Slide 7 - Tekstslide

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Inleiding
Onderzoeksvraag
Hypothese
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 8 - Sleepvraag

Wat betekend objectief?
A
Je mening geven
B
Je houden aan de feiten
C
Een object bekijken
D
Objectieven gebruiken

Slide 9 - Quizvraag

Hoe beschrijf je 'kwispelen met de staart van een hond' objectief?
A
hij is blij
B
de hond beweegt de staart heen en weer
C
de hond beweegt de staart op en neer
D
hij is agressief

Slide 10 - Quizvraag

Gedragsketen
Protocol
Ethogram

Slide 11 - Sleepvraag

Voorbereiden: bekijk de filmpjes
  • Bekijk de filmpjes die bij het gedrag passen wat jij gaat bestuderen 
  • Maak aantekeningen 
  • Maak de opdrachten bij de filmpjes (alleen het gekozen gedrag). Opdracht staat op de studiewijzer
  • https://youtube.com/playlist?list=PL0nCKHcI08I-XVvFrPOKkSEp3RVzhfyry  

Slide 12 - Tekstslide

inleveren PO: 4 juni

via magister inleveren

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf hier je bedachte onderzoeksvraag met hypothese op
timer
5:00

Slide 14 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 15 - Open vraag

lesdoelen gehaald? 
  • Je weet hoe je PO diergedrag er uit moet zien
  • Je weet welk dier je kan bestuderen 
  • Je weet hoe je dieren kan bestuderen 
  • Je hebt een onderzoeksvraag voor je verslag 
  • Je hebt een hypothese voor je verslag 
  • Je weet wanneer je je PO moet inleveren 

Slide 16 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Wanneer is een onderzoeksvraag goed?
  • Een onderzoeksvraag begint altijd met: hoe, welke of waarom.
  • Een onderzoeksvraag is een verwachting, ook wel hypothese. 
  • Een onderzoeksvraag kun je niet beantwoorden met 'ja' of 'nee'. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld onderzoeksvraag:
Wat voor invloed heeft ... op de groei van een bonenplant?

Géén ja/nee vraag
Wél de soort en wat je wilt onderzoeken.

Slide 18 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Met de resultaten van het onderzoek kun je de onderzoeksvraag beantwoorden.

Een voorbeeld van een onderzoeksvraag is:
Waar liggen de tastzintuigen dichter bij elkaar: in de wijsvinger of in de onderarm?

Slide 19 - Tekstslide

voorbeelden onderzoeksvragen:
-  wat zorgt voor een hogere temperatuur op mijn slaapkamer?
- wat groeit sneller, een bruine boon of zonnebloempit?
- hoe lang duurt het voordat een boterham gaat schimmelen?
- hoe lang duurt het voordat een pepermuntje oplost in warm  water?
- wanneer komt een zaadje uit?
- welk dier komt het meest voor op de boerderij?

Slide 20 - Tekstslide