A2A, vraagwoorden en kloktijden

de
 vraagwoorden en de kloktijden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

de
 vraagwoorden en de kloktijden

Slide 1 - Tekstslide

De vraagwoorden
https://www.youtube.com/watch?v=byi6X8-C0jI

Slide 2 - Tekstslide

Alle vraagwoorden in het Duits beginnen met een letter w:
Wie? = Wer?
Wat? = Was?
Waar? = Wo?
Wanneer? = Wann?
Hoe? = Wie?
Waarom? = Warum?
Waarvandaan? = Woher?
Waarheen? = Wohin?
Welke? = Welch-?

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal: Hoe?
A
Wo?
B
Was?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal: Wanneer?
A
Wann?
B
Woher?
C
Wohin?
D
Wo?

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: Wie?
A
Was?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: Wat?
____ machst du heute? Ich spiele Fußball.

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: Hoe?
____ geht es dir? Mir geht es gut.

Slide 8 - Open vraag

De kloktijden
https://www.youtube.com/watch?v=ncYDJosvc6k

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De kloktijden zeg je in het Duits op dezelfde manier als in het Nederlands.
Es ist sieben Uhr. = Het is zeven uur.
Es ist Viertel nach fünf. = Het is kwart over vijf.
Der Film beginnt um halb neun. = De film begint om half negen.
Der Zug kommt um zehn vor zwei. = De trein kommt om tien voor twee.
Es ist fünf vor halb fünf. = Het is vijf voor half vijf.
Es ist zwanzig nach drei. = Het is twintig over drie.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de vertaling van

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de vertaling van "kwart voor"?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: Het is drie uur.

Slide 14 - Open vraag

7:30 uur
A
Es ist halb acht.
B
Es dreißig vor acht.
C
Es ist halb sieben.
D
Es dreißig nach acht.

Slide 15 - Quizvraag

13:15 uur
A
Es ist fünfzehn nach eins.
B
Es ist Viertel nach eins.
C
Es ist Viertel nach ein.
D
Es ist viertel nach eins.

Slide 16 - Quizvraag

10:35 uur
A
Es ist fünfundzwanzig vor elf.
B
Es ist fünfunddreißig nach zehn.
C
Es ist fünf nach halb zehn.
D
Es ist fünf nach halb elf.

Slide 17 - Quizvraag

01:10 uur
A
Es ist zwanzig vor halb zwei.
B
Es ist zehn nach ein.
C
Es ist zehn nach eins.
D
Es ist zehn vor zwei.

Slide 18 - Quizvraag

03:00 uur
A
Es ist drei Uhren.
B
Es ist Viertel drei.
C
Es ist drei uhr.
D
Es ist drei Uhr.

Slide 19 - Quizvraag