Imperativ, möchten & Fälle

Gebiedende Wijs
Imperativ
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Gebiedende Wijs
Imperativ

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 vormen van de gebiedende wijs ken je?

Slide 2 - Open vraag

Gebied. wijs enkelvoud van "denken"
A
Denkt!
B
Denken Sie!
C
Denk!
D
Denkst!

Slide 3 - Quizvraag

Gebied. wijs beleefdheidsvorm
"gehen"
A
Geht!
B
Gehen Sie!
C
Geht Sie!
D
Gehe Sie!

Slide 4 - Quizvraag

Gebied. wijs enkelvoud van "arbeiten"
A
Arbeit!
B
Arbeitet!
C
Arbeite!
D
Arbeiten!

Slide 5 - Quizvraag

Gebied. wijs meervoud van "machen"
A
Machst!
B
Mach!
C
Machen Sie!
D
Macht!

Slide 6 - Quizvraag

Gebied. wijs beleefdheidsvorm van "gewinnen"
A
Gewinnen Sie!
B
Gewinnen!
C
Gewinnt!
D
Gewinne!

Slide 7 - Quizvraag

Gebied. wijs meervoud van "spielen"
A
Spiele!
B
Spiel!
C
Spielen Sie!
D
Spielt!

Slide 8 - Quizvraag

Möchten

Slide 9 - Tekstslide


  • ich möchte
  • du möchtest
  • er/sie/es möchte
  • wir möchten
  • ihr möchtet
  • sie möchten
  • Sie möchten
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
möchten
möchtest
möchte
möchtet
möchten
möchten
möchte

Slide 11 - Sleepvraag

Du (möchten) ........ keine Pizza essen.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 12 - Quizvraag

Ihr (möchten) ..... lieber Pommes essen.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 13 - Quizvraag

Es....(möchten)
A
Mag
B
Mage
C
Mache
D
Magst

Slide 14 - Quizvraag

Was (möchten) ihr für ein Geschenk haben?
A
möchten
B
möchtet
C
magt
D
möchtest

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval

Een naamval kan bepaald worden door een voorzetsel.

Een voorzetsel is een woord dat vóór een lidwoord, zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord staat.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video


durch
für
gegen
ohne
um


door
voor
tegen
zonder
om

Slide 19 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
door
voor
tegen
om
zonder
ohne
gegen
durch
um
für

Slide 20 - Sleepvraag

Das Buch ist für (de) Mann.

Slide 21 - Open vraag

Er hat etwas gegen (haar) Vorschlag (m).

Slide 22 - Open vraag

Du musst um (het) Haus (o) laufen.

Slide 23 - Open vraag

Wir haben gegen (jullie) Team (o) verloren.

Slide 24 - Open vraag

Ohne (jouw) Onkel (m) macht es keinen Spaß.

Slide 25 - Open vraag

Durch (de) Regen (m) bin ich ganz nass geworden.

Slide 26 - Open vraag

Ich habe ein neues Spiel für (mijn) Computer (m) gekauft.

Slide 27 - Open vraag

Die Blumen sind für (jullie) Freundin.

Slide 28 - Open vraag

Wir haben gegen (zijn) Bruder gewonnen.

Slide 29 - Open vraag

Ich habe viel über Fußball gelernt durch (de) Artikel (m).

Slide 30 - Open vraag

Hoe goed begrijp je de voorzetsels met de 4e naamval?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Maken Blatt 'Imperativ 2' 
Maken 'Online oefening' (zie SOM) 
Eerste 10 min in stilte
Muziek luisteren mag
Vraag? Steek je vinger op
Klaar? Ga iets voor jezelf doen

Slide 32 - Tekstslide