3D Mittwoch, den 20. September 2023 Einleitung Unterrichtstunde Deutsch

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mittwoch, den 20. September 2023
  • Willkommen.
  • Ziel.
  • Wiederholung Grammatik Klasse 2.
  • Hausaufgaben Woche 38
  • Zum Schluss.

Slide 2 - Tekstslide

Ziel:
  • Wiederholung Grammatik Klasse 2

Slide 3 - Tekstslide

Woche 38: Wiederholung Grammatik
  • Modalverben.
  • Präpositionen 3e und 4e Fall (voorzetsels).
  • Personalpronomen 3e und 4e Fall (persoonlijk vnw).

M Aufgaben Grammatik online Brückenschlag 1, 2 und 3
M Slim Stampen online Brückenschlag 1, 2 und 3

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 5 - Tekstslide

Modalverben 
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben.
  • Wat betekenen de Modalverben?
  • Wat kun je vertellen over het werkwoord möchten?

Slide 6 - Tekstslide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 7 - Tekstslide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
bis              tot
durch        door
für               voor
gegen        tegen
ohne           zonder
um               om
entlang      langs (evenwijdig)
Voorzetsels 3e naamval
mit           met
nach        naar
bei            bij
seit           sinds
von           van
zu              naar (bij personen)
aus            uit

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden 4e naamval
ich                                      mich
du                                       dich
er                                        ihn
sie                                      sie
es                                       es

wir                                     uns
ihr                                      euch
sie                                     sie
Sie                                     Sie

wer                                    wen
Persoonlijke voornaamwoorden 3e naamval
mir
dir
ihm
ihr
ihm

uns
euch
ihnen
Ihnen

wem

Slide 10 - Tekstslide

Beate wollte mit .... (wij) spielen.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 11 - Open vraag

Morgen gehe ich zu .... (zij meervoud).

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 12 - Open vraag

Ich war kurz bei .... (jullie).

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 13 - Open vraag

(ik) .... gehe in fünf Minuten zu .... (zij enkelvoud).

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 14 - Open vraag

Wir haben nichts (van hun) .... .... gehört.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 15 - Open vraag

voor jou

Slide 16 - Open vraag

om haar

Slide 17 - Open vraag

door jullie

Slide 18 - Open vraag

tegen jou

Slide 19 - Open vraag

zonder het

Slide 20 - Open vraag

voor wie

Slide 21 - Open vraag

tot ons

Slide 22 - Open vraag

door wat

Slide 23 - Open vraag

zonder mij

Slide 24 - Open vraag

Ich möchte mit .... (zij) nach Hause fahren.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 25 - Open vraag

Hallo, kommt ... (zij) mit in die Eisdiele?

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 26 - Open vraag

Ich bin in drei Minuten bei .... (jij).

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 27 - Open vraag

Wenn ... (jullie) fertig seid dann fahren wir los.

Vertaal en zet indien nodig het persoonlijk vnw in de juiste vorm.

Slide 28 - Open vraag

Wie alt .... , Frau Müller?
A
bist du
B
sind sie
C
seid ihr
D
sind Sie

Slide 29 - Quizvraag

Es .... viele Vorteile.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 30 - Quizvraag

Meine Cousinen .... ein großes Haus.
A
hast
B
hat
C
haben
D
habt

Slide 31 - Quizvraag

Es .... 17 Uhr!
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 32 - Quizvraag

.... Sie Tickets für den Film um acht Uhr?
A
Hast
B
Hat
C
Haben
D
Habt

Slide 33 - Quizvraag

.... du vielleicht Geld für mich?
A
Habe
B
Hast
C
Hat
D
Haben

Slide 34 - Quizvraag

.... die Mädchen hübsch?
A
Bin
B
Bist
C
Ist
D
Sind

Slide 35 - Quizvraag

Hausaufgaben Woche 38
M online Grammatik Brückenschlag 1, 2 und 3
M online Slim Stampen Brückenschlag 1, 2 und 3

Dienstag, den 26. September 2023 Anfang Kapitel 1!!

Slide 36 - Tekstslide

Zum Schluss:
  • Was haben wir diese Stunde besprochen?
  • Heft? Etui? Notizen?

Slide 37 - Tekstslide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 38 - Tekstslide

Modalverben 
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben.
  • Wat betekenen de Modalverben?
  • Wat kun je vertellen over het werkwoord möchten?

Slide 39 - Tekstslide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 40 - Tekstslide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 41 - Tekstslide

Was soll ich machen? Ich weiß nicht was das bedeutet?
Notiere in deinem Heft!! (Noteer in je schrift!!)
  • Seite 145 Arbeitsbuch A
  • www.uitmuntend.de -> lidwoorden, meerdere betekenissen, voorbeeldzinnen enzovoort
  • www.interglot.nl
  • www.mijnwoordenboek.nl
  • vragen in de les, opletten tijdens uitleg

Slide 42 - Tekstslide