Feiten, meningen, argumenten Nederlands lezen

Nederlands lezen 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands lezen 

Slide 1 - Tekstslide

Feit, mening en argument
Doel:
Je kunt in een tekst feiten, meningen en argumenten onderscheiden van elkaar.

Slide 2 - Tekstslide

Feit

Slide 3 - Woordweb

Mening

Slide 4 - Woordweb

Argument

Slide 5 - Woordweb

Feiten, meningen en argumenten
FeitControleerbaar: waar of niet waar.  Te bewijzen met bijv. cijfers, percentages, wetenschappelijk onderzoek.

MeningPersoonlijk: je bent het ermee eens of oneens. Niet te controleren
Signaalwoorden ik vind, naar mijn mening, mijn standpunt is

ArgumentOnderbouwing bij een mening / aannemelijk maken mening.
Signaalwoorden als omdat, want, namelijk, immers

Slide 6 - Tekstslide

Feit of mening?
Dit is een zin.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Feit of mening:
Het is nu april.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quizvraag

feit en mening,
wat klopt?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 9 - Quizvraag

Het is vandaag koud buiten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb een broer.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening?

Roken is ongezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

We zitten nu in een prettig lokaal.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag

Feit of mening?
'Vandaag is het donderdag'
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quizvraag

Argumenten kunnen bestaan uit feiten en meningen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Rekenen is het allerleukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quizvraag

...,want je leert er alles over breuken en procenten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quizvraag

Kan jij ze vinden?

Slide 18 - Tekstslide

Argumenten beoordelen
Nu Nederlands Lezen 
Doel:
Je kunt de kwaliteit van argumenten in een tekst beoordelen. Is het een geldig argument of niet?

Slide 19 - Tekstslide

Er zijn twee soorten argumenten
  1. Objectieve argumenten
    controleerbaar en daarmee waar of niet waar.
    >>> Feiten / onderzoek / wetenschap /  algemene normen en waarden.

  2. Subjectieve argumenten
    niet-feitelijke uitspraken die in meer of mindere mate aannemelijk zijn. >>> vermoedens, persoonlijke waardeoordelen, geloofsovertuiging

Slide 20 - Tekstslide

Je kunt beter geen vlees eten, want…

Objectief
Subjectief
het is zielig voor de dieren.

De veehouderij draagt wereldwijd voor 18% bij aan de uitstoot van broeikasgassen.
Je laat zien dat je een intelligent mens bent met compassie voor de wereld om je heen.


Vleesvervangers smaken net zo lekker.

Voor elke kilo vlees heeft het dier wel 2-7 kilo voer gegeten. We kunnen veel meer mensen voeden als we direct het graan en de soja eten.


Slide 21 - Sleepvraag

Drogredenen
Dit zijn foute argumenten of redeneringen.


Deze argumenten of redeneringen kunnen aannemelijk en geloofwaardig lijken, maar dat zijn ze niet. 

Er zijn verschillende soorten drogredenen, in de volgende video zie je er een aantal.





Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Alcohol drinken is helemaal niet ongezond. Mijn opa dronk iedere dag een glas jenever en hij is 98 jaar geworden.
A
Geldig argument
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Generalisatie
D
Persoonlijke aanval

Slide 24 - Quizvraag

Generaliseren
Een algemene regel maken, dat is generaliseren. 
- alle blondjes zijn dom
- alle MBO-ers kunnen geen Nederlands
- alle vrouwen kunnen geen auto rijden

Uit één bijzonder geval een algemene conclusie afleiden, dan wordt het een drogreden.
- mijn buurjongen heeft zijn diploma gehaald, dus mij lukt het ook. 

Slide 25 - Tekstslide

5G moet zo snel mogelijk verdwijnen, want sinds we 5G hebben, zijn er coronabesmettingen.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Cirkelredenering
C
Bespelen van het publiek
D
Persoonlijke aanval

Slide 26 - Quizvraag

Mark Rutte kan wel zeggen dat bij ziekte van één gezinslid de andere gezinsleden thuis moeten blijven. Hij heeft zelf niet eens een vrouw en kinderen.
A
Cirkelredenering
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Generalisatie
D
Persoonlijke aanval

Slide 27 - Quizvraag

Nederlands is het leukste schoolvak dat er bestaat. Dat vindt namelijk iedere slimme student.
A
Cirkelredenering
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Generalisatie
D
Bespelen van het publiek

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag
Hoofdstuk 1.6
Opdracht 1-4

Klaar?
Voor jezelf aan de slag of met een ander vak

Slide 29 - Tekstslide