KSC.1.15

KSC.1.15
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

KSC.1.15

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Beschrijft en onderscheidt volgens het Wetboek van Strafvordering de dwangmiddelen:
 (bevoegdheid tot) staande houden
 (bevoegdheid tot) aanhouden

Slide 2 - Tekstslide

(bevoegdheid tot) staande houden

Slide 3 - Woordweb

(bevoegdheid tot) aanhouden

Slide 4 - Woordweb

Artikel 52 WvSv
Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.


Slide 5 - Tekstslide

Artikel 27a WvSv
1 De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats. Het vaststellen van zijn identiteit omvat tevens een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede en derde lid, omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van een of meer foto’s en vingerafdrukken.


Slide 6 - Tekstslide

Artikel 53 WvSv
1 In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit is een ieder bevoegd de verdachte aan te houden.


2 De opsporingsambtenaar die een verdachte bij ontdekking op heterdaad aanhoudt, brengt deze ten spoedigste over naar de plaats voor verhoor ter voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie.

3 Geschiedt de aanhouding door een ander dan een opsporingsambtenaar, dan levert deze de aangehoudene onverwijld aan een opsporingsambtenaar over, onder afgifte aan deze van bij de verdachte aangetroffen voorwerpen. De opsporingsambtenaar handelt overeenkomstig de bepaling van het tweede lid en maakt zo nodig een kennisgeving van inbeslagneming op.

4 Bij de voorgeleiding van de verdachte aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie beoordeelt deze de noodzaak van verdere vrijheidsbeneming op grond van artikel 56a.


Slide 7 - Tekstslide

Artikel 65a WvSv
1 Nadat de aangehouden verdachte aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie is voorgeleid, kan deze bevelen dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek dan wel in vrijheid wordt gesteld. De hulpofficier van justitie kan voorts beslissen om de verdachte onverwijld voor te geleiden aan de officier van justitie.



2 De verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten kan ten hoogste negen uur worden opgehouden voor onderzoek; de verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten ten hoogste zes uur. De tijd tussen middernacht en negen uur ’s morgens wordt voor de berekening van deze termijnen niet meegerekend. De ophouding vindt plaats in het belang van het onderzoek.
3 Voor het einde van de periode, bedoeld in het tweede lid, of zoveel eerder als het onderzoek dat toelaat, wordt de verdachte in vrijheid gesteld of in verzekering gesteld.
4 Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat mede de identificatie van de verdachte, de voorbereidingen voor het verhoor, het verhoor en het uitreiken van mededelingen in persoon over het vervolg van de strafzaak.


Slide 8 - Tekstslide

Procedure
Aanhouding politie
  • Maximaal 9 uur hechtenis op het politiebureau (verhoor)
  • Maximaal 3 x 24 uur hechtenis op het politiebureau (Inverzekeringstelling)

Voorgeleiding rechter commissaris
  • Maximaal 3 x 24 uur hechtenis op het politiebureau (Verlenging inverzekeringstelling)
  • Maximaal 14 dagen hechtenis in het huis van bewaring

Rechters
  • Maximaal 90 dagen hechtenis in het huis van bewaring


Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel
Beschrijft en onderscheidt volgens het Wetboek van Strafvordering de dwangmiddelen:
 (bevoegdheid tot) staande houden
 (bevoegdheid tot) aanhouden

Slide 10 - Tekstslide