Taal: het Middelnederlands

Situering: Middeleeuwen
  • Drie perioden: vroege, hoge, late middeleeuwen
  • Standenmaatschappij
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zit 31 slide, met interactieve quiz, tekstslide en 4 video.

Onderdelen in deze les

Situering: Middeleeuwen
  • Drie perioden: vroege, hoge, late middeleeuwen
  • Standenmaatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Situering: Middeleeuwen
  • Theocentrisch: op God gericht
  • Invloed op literatuur en kunst
  • Meestal anoniem
  • Kunst is gemeenschapskunst

Slide 2 - Tekstslide

Middelnederlands
  • Elke auteur schreef in zijn eigen dialect.
  • Er was geen eenheidsspelling.
  • Epische literatuur is oraal - vertelkunst.
  • In rijmvorm: troubadours (minestrelen) kunnen teksten uit het hoofd leren.

Slide 3 - Tekstslide

Situering: Ridderepiek
  • Ontstaan in Frankrijk
  • Karel de Grote - Karelromans
  • Klemtoon op moed, dapperheid en trouw aan koning en God

Slide 4 - Tekstslide

Situering: Arthurromans
  • Keltische koning
  • Hoofse romans: kracht, moed, hulpvaardigheid, rechtvaardigheid en hoffelijkheid
  • Hoofse liefde voor een onbereikbare geïdealiseerde vrouw
  • Stereotiep
  • Zoektocht of queeste

Slide 5 - Tekstslide

Arthurroman = hoofse roman
= Een type ridderroman
Ontstaan in de 12de eeuw
Belang in het verspreiden van beschaafde omgangsvormen

Slide 6 - Tekstslide

Hoofse ridders: kenmerken
  1. Christelijk geloof
  2. Eerbied voor de vrouw
  3. Trouw aan zijn opdracht
  4. Dapperheid
  5. Respect voor de medemens
  6. Zelfbeheersing

Slide 7 - Tekstslide

Cirkelstructuur

Slide 8 - Tekstslide

Moderne films
1. Orde
2. Storing
3. Zoektocht
4. Orde

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Middelnederlands

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Hoeveel % van de tekst heb je begrepen?
0-25%
25-50%
50-75%
75-100%

Slide 13 - Poll

0

Slide 14 - Video

Lees de allereerste zinnen van het ridderverhaal 'Karel ende Elegast' - hier komt een volgende kenmerk van het Middelnederlands duidelijk naar voren...

Slide 15 - Tekstslide

In het Middelnederlands vinden we veel voorbeelden van 'enclisie' terug: verschillende woorden die aan elkaar worden geschreven. Het ene woord gaat op in het ander. Bijvoorbeeld: dats (= dat is) of sidi (= sijt ghi?).
Welke van de onderstaande opties is hiervan een voorbeeld?
A
Vraye
B
Historie
C
ende
D
Maghic

Slide 16 - Quizvraag


Maghic: Dit is een combinatie van "Magh" (kunnen) en "ic" (ik). De persoonlijke voornaamwoord "ic" is hier aan het werkwoord vastgehecht, wat een voorbeeld is van enclise.

Hoorter: Hier is het "hoort" (luisteren) gecombineerd met "er" (daarnaar). Ook dit is een voorbeeld van enclise waarbij het aanwijzend voornaamwoord "er" zich vasthecht aan het werkwoord.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Welk kenmerk van Middelnederlands kunnen we afleiden uit het filmpje?

Slide 19 - Open vraag

 Dat en laet door niemen niet, gi en segt waer (Elegast 1261)
- Hier vind je een voorbeeld van de dubbele ontkenning in het Middelnederlands. Duid ze aan. -

Slide 20 - Tekstslide

https://www.mrchadd.nl/academy/vakken/nederlands/dubbele-ontkenning

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Middelnederlands: een kennisquiz
Je krijgt zo vijf Middelnederlandse woorden te zien, namelijk hengist, fadaer, knîf, skelo, nagal en akrabrasta. Selecteer steeds de juiste betekenis. 

Slide 23 - Tekstslide

hengist
A
paard
B
wapen

Slide 24 - Quizvraag

fadaer
A
veer
B
vader

Slide 25 - Quizvraag

knîf
A
knijp
B
mes

Slide 26 - Quizvraag

nagal
A
spijker
B
nacht

Slide 27 - Quizvraag

Beschrijf hieronder alle kenmerken van de Middelnederlandse taal die tijdens deze les aan bod zijn gekomen.

Slide 28 - Open vraag

Welk kenmerk van het Middelnederlands komt verschillende aan bod in onderstaande zin:
"doe quamen tes coninx hove,
alle die dieren, groet ende cleene.
Sonder vos Reynaert alleene.
Hi hadde te hove so vele mesdaen
Dat hire niet dorste gaen."

A
Dubbele ontkenning
B
Klinkerverlening 'e'
C
Enclisie

Slide 29 - Quizvraag

Hertaal het fragment op de volgende slide naar het modern Nederlands en trek er een foto van, die je hier toevoegt.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide