Het kind dat wij waren
–
Wij leven ‘t heerlijkst in ons vèrst verleden:
de rand van het domein van ons geheugen,
de leugen van de kindertijd, de leugen
van wat wij zouden doen en nimmer deden.
–
Tijd van tinnen soldaatjes en gebeden,
van moeder’s nachtzoen en parfums in vleugen,
zuiverste bron van weemoed en verheugen,
verwondering en teêrste vriendlijkheden.
–
Het is het liefst portret aan onze wanden,
dit kind in diepe schoot of wijde handen,
met reeds die donkre blik van vreemd wantrouwen.
–
‘t Eenzame, kleine kind, zelf langverdwenen,
dat wij zo fel en reedloos soms bewenen,
tussen de dode heren en mevrouwen.
–
–
E. du Perron (1899-1940)
–
Uit: Parlando (1930), opgenomen in Verzamelde Gedichten (1955)
Uitgever: G.A. van Oorschot