Les 6 Poëzie GIEI

Les 6: poëzie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 6: poëzie

Slide 1 - Tekstslide

Programma:

  • Je gaat lezen in je leesboek
  • We bespreken het gedicht Sterren en stuiters
  • Je leert over hoe een strofe is opgebouwd (strofebouw)
  • Je leest en oefent met het gedicht Het kind en ik

Slide 2 - Tekstslide

Metrum
Metrum: regelmatige afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Scanderen: noteren van het metrum
Versvoet: combinatie die steeds weer terugkeert
Jambe: V-
Trochee: -V 
Anapest: VV-
Dactylus: -VV
Amfibrachys: V-V
Antimetrie: doorbreking van het metrum
- = beklemtoonde lettergreep
V = onbeklemtoonde lettergreep


Slide 3 - Tekstslide

Metrum
  • Richt je op wat je weet, op wat helder is
  • Twijfelen is soms heel logisch: altijd - altijd
  • Meestal ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep: generatie - klinker
  • Enkele klemtoonregels:
  • De klemtoon ligt nooit op de stomme e (uh).
  • De klemtoon ligt op het 'zware' deel van een woord: kantoor - normaal

Slide 4 - Tekstslide

Sterren en stuiters

De sleutel steekt nog in het sleutelgat
en in het tuinhuis hangen nog de ringen,
waaraan wij vleermuisachtig 't beeld opvingen
van zwanen in een vijvervlak gevat.

Ik weet nog dat ik zeven stuiters had
als goudvissen konden zij overspringen;
bij het slapen-gaan mijn zeven liefste dingen,
waarmee 'k, insoezend, 't sprookjesland betrad.

Sterren en stuiters, 't is al lang geleden,
nu is mijn eigen kind niet eer tevreden,
voor ik het, aan zijn bed wat heb verteld.

Maar allengs is het zóó met mij gesteld,
dat ik, wanneer zijn hoofd is weggegleden,
nog door blijf praten, alsof mij iets kwelt.
Ed.Hoornik, De erfgenaam

Slide 5 - Tekstslide

1 Het gedicht bestaat uit 14 regels, die verdeeld zijn in twee kwatrijnen (octaaf) en twee terzetten (sextet).
2 abba abba ccd dcd – Dit is een omarmend rijmschema (met een onregelmatigheid in het sextet). Je kunt ook zeggen: omarmend en gepaard (met een onregelmatigheid in de laatste twee regels).
3 bijvoorbeeld: r. 1: sleutel - steekt - sleutelgat
 r. 4: van - vijvervlak - gevat
 r. 9: sterren - stuiters
     r. 13: wanneer - weggegleden
4 bijvoorbeeld: r. 2: tuinhuis
 r. 4: van - vijvervlak - gevat
 r. 5: weet - zeven
 r. 7: slapen-gaan
 r. 8: 't sprookjesland - betrad

Slide 6 - Tekstslide

5 v – v – v – v – v –
De sleutel steekt nog in het sleutelgat
 v – v – v – v – v – v
en in het tuinhuis hangen nog de ringen,
Het metrum is een jambe.
6 (1) een vergelijking met een verbindingswoord: in de regels 5 en 6 worden stuiters (object) vergeleken met goudvissen (beeld); (2) een zuivere metafoor: in regel 8 wordt alleen het beeld ‘sprookjesland’ genoemd; het object (de slaap) wordt weggelaten.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Enjambement
Na welke regel loopt de zin eigenlijk door?
Dus waar zie je een enjambement?

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag: 
  • Samen lezen: Het kind en ik
  • In tweetallen met de vragen en opdrachten beginnen

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk volgende les: maak alle vragen en opdrachten bij Het kind en ik

Slide 14 - Tekstslide