24/25 week 10 maart

  • battle apprendre 6 en 8
  • les devoirs - exercice 26/28
  • écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met schrijven in het Frans
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

  • battle apprendre 6 en 8
  • les devoirs - exercice 26/28
  • écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met schrijven in het Frans

Slide 1 - Tekstslide

Les devoirs
A2C heeft gewonnen - einde les een snoepje

leren apprendre 6 en 8 - balspel

Slide 2 - Tekstslide

apprendre le vocabulaire
Iemand krijgt de bal
Ik noem een Frans woord
Woord goed - gooi het balletje naar een klasgenoot
Woord fout - gooi balletje terug van wie je de bal hebt gekregen en ga zitten
Als die het ook niet goed heeft, gooit hij de bal door en gaat zitten
Het woord verandert niet totdat iemand het goed heeft
Bal verder gooien
Diegene die als laatste 3 staan, hebben gewonnen en winnen een snoepje

Slide 3 - Tekstslide

exercice 26-A
1 un prétexte
 2 il tousse
 3 il éternue
 4 la grippe
 5 un examen
 6 cogné
 7 le petit orteil
 8 un pansement
 9 dans le plâtre
 10 absence

Slide 4 - Tekstslide

exercice 26 - B
1 la grippe
 2 un prétexte
 3 absence
 4 il éternue
 5 dans le plâtre
 6 cogné
 7 un pansement
 8 un examen

Slide 5 - Tekstslide

Exercice 28

1 Hugo ne peut pas venir au collège aujourd’hui.
2 Je suis sure qu’il a attrapé un rhume.
3 Il a 40 degrés de fièvre.
4 Il a un rendez-vous chez le médecin.
5 Il s’est cogné le petit orteil.
6 Il s’est aussi cassé le bras.


timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Zoek 5 woorden van elk in woordenlijst unité 4


e als in pet
e als in hut
e als in zee

Slide 7 - Tekstslide

e als in pet (très, tête)
allergique
la fièvre
la cuillère
une crème solaire
ne t'inquiète pas

Slide 8 - Tekstslide

e als in hut

refuser
se lever
cheville
genou
gravement

Slide 9 - Tekstslide

e als in zee

marcher
également
médical
le nez
guérir

Slide 10 - Tekstslide

C'est quoi en français?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

ik bloed , bloeden, het bloed

Slide 13 - Tekstslide

je saigne, saigner, 
le sang

Slide 14 - Tekstslide

Parler
vraagwoorden?

Slide 15 - Tekstslide

Vraagwoorden
Qu'est-ce que - wat kan ik doen voor u?
Quel - wat is uw naam/ geboortedatum? 
Où - waar heeft u pijn?
Depuis quand - sinds wanneer heeft u klachten?
Quoi - wat
Schrijf op bij de apprendres: handig voor bij schrijfgedeelte

Slide 16 - Tekstslide

Geef antwoord in hele zinnen
Bonjour, qu'est-ce que je peux faire pour vous?
Groet de dokter en zeg dat je hoofdpijn hebt overgeeft.

Vous avez de la fièvre?
Ja, ik heb 39 graden koort

Aïe, depuis quand?
 Vertel dat je je sinds 3 dagen ziek voelt.



Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

- Quel est votre nom?
- Quelle est votre date de naissance?
- Qu'est-ce que je peux faire pour vous?
- Depuis quand est-ce que vous êtes malade?
- Vous avez ....(diagnostic)
Je vous préscris ....



- Je m'apppelle .....
- Ma date de naissance est ...

- je me sens pas du tout bien. J' ai ....
- Depuis 1, 2, 3 jours /semaines

Slide 20 - Tekstslide