In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Paragraaf 5.4: remmen en botsen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen Paragraaf 5.4
Je kunt uitleggen wat de remweg van een auto (fiets etc.) is.
Je kunt 4 factoren noemen die de lengte van de remweg bepalen.
Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met de reactietijd en de reactie-afstand.
Je kunt de stopafstand en stoptijd berekenen die een auto nodig heeft om te stoppen.
Slide 2 - Tekstslide
Introductie
In het verkeer moet je altijd rekening houden met de weggebruikers om je heen.
Als het nodig is, moet je op tijd kunnen stoppen
Slide 3 - Tekstslide
Bij droog weer heeft een auto bij een snelheid van 80 km/h een remweg van 40 m.
Hoe groot is de remweg onder dezelfde omstandigheden bij 40 km/h?
A
10 m
B
40 m
C
60 m
D
80 m
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
De remweg
Als het rempedaal van een auto wordt ingetrapt, neemt de snelheid af. Tijdens het remmen legt de auto nog wel een bepaalde afstand af. Deze afstand wordt de remweg genoemd. Hoe langer de remweg, hoe groter de kans is op een ongeluk. Hoe lang de remweg is, hangt af van:
De beginsnelheid
De totale massa van de auto (fiets etc.)
De remkracht
Wegdek
Slide 6 - Tekstslide
Kruis de juiste omschrijving van de remweg aan.
A
de afstand die een auto aflegt in een vertraagde beweging
B
de afstand die een auto aflegt tijdens het reageren
C
de totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen
Slide 7 - Quizvraag
Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg. Kruis de grootheden aan die de remweg beïnvloeden.
A
de afstand
B
de massa
C
de remkracht
D
de snelheid
Slide 8 - Quizvraag
De beginsnelheid
De beginsnelheid is de snelheid op het moment dat de auto begint te remmen. Hoe groter de beginsnelheid, hoe langer de remweg.
De totale massa van de auto
Hoe groter de massa van een auto, hoe langer de remweg. Een volgeladen vrachtwagen heeft een langere remweg dan een lege.
De remkracht
Hoe dieper je het rempedaal intrapt, hoe groter de remkracht wordt en hoe korter de remweg. Maar je moet de rem niet zo diep intrappen dat de auto gaat slippen.
Slide 9 - Tekstslide
Met iemand achterop is de massa groter en de remweg langer.
Slide 10 - Tekstslide
Dat een auto niet op tijd tot stilstand kan komen, kan verschillende oorzaken hebben. Welke omstandigheden beïnvloeden de remweg?
A
De auto trekt een zwaar beladen aanhangwagen
B
De auto rijdt sneller dan de maximumsnelheid
C
De autobanden hebben bijna geen profiel meer
D
De auto rijdt op een glad wegdek
Slide 11 - Quizvraag
De reactietijd en de reactieafstand
Als voor een auto plotseling een hond de weg oprent, zal de bestuurder afremmen. Maar de bestuurder kan niet meteen reageren, als hij de hond ziet: het duurt altijd even voor het rempedaal is ingetrapt.
De tijd tussen zien en reageren wordt de reactietijd genoemd.
Slide 12 - Tekstslide
De totale afstand die een auto nodig heeft om te stoppen, is groter dan de remweg.
Je moet de reactie-afstand ook meerekenen.
Met andere woorden:
stopafstand = reactie-afstand + remweg
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Het is mogelijk de afstand te berekenen die een voertuig nodig heeft om volledig tot stilstand te komen. Kruis de formules aan waarmee je deze stopafstand kunt berekenen.
A
stopafstand=reactieafstand+ remweg
B
stopafstand=reactieafstand - remweg
C
stopafstand= remweg + reactieafstand
D
stopafstand= remweg - reactieafstand
Slide 15 - Quizvraag
De stopafstand kun je berekenen met de formule: stopafstand = reactieafstand + remweg De remweg kun je meestal bepalen uit een grafiek. Voor de reactieafstand kun je een formule gebruiken.
A
reactieafstand=snelheid x reactietijd
B
reactieafstand=snelheid : reactietijd
C
reactieafstand= reactietijd : snelheid
Slide 16 - Quizvraag
De formules
De reactieafstand kun je uitrekenen door:
Reactieafstand = reactietijd x snelheid
De stopafstand kun je uitrekenen door
Stopafstand = reactieafstand + remweg
Slide 17 - Tekstslide
Opdrachten
Wat: paragraaf 5.4 en maak opdracht 11+12 blz. 46/47