5.7 - Zintuigen en impulsen (1h/v) -verkort rooster

planning:
  • inleveren PO
  • huiswerkcontrole 
  • leerdoelen 5.6
  • uitleg 5.6
  • huiswerk opgeven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

planning:
  • inleveren PO
  • huiswerkcontrole 
  • leerdoelen 5.6
  • uitleg 5.6
  • huiswerk opgeven

Slide 1 - Tekstslide

inleveren PO op mijn bureau
intussen huiswerkcontrole

Slide 2 - Tekstslide

5.7 - Zintuigen en impulsen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.
  • Ik kande bouw en functie van drie typen zenuwcellen benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Drempelwaarde
In de zintuigcellen ontstaan alleen impulsen als de prikkel sterk genoeg is.

De kleinste prikkel die een impuls veroorzaakt  = de drempelwaarde

Beïnvloeding van de drempelwaarde door gewenning

Slide 5 - Tekstslide

drempelwaarde

Slide 6 - Tekstslide

Impulsfrequentie
Hoe sterker de prikkel, hoe meer impulsen worden doorgegeven
De impulsfrequentie wordt groter.

Slide 7 - Tekstslide

Adequate prikkel
Een adequate prikkel is het type prikkel waar een zintuig speciaal gevoellig voor is. 
Voor deze prikkel heeft het zintuig de laagste drempelwaarde

Slide 8 - Tekstslide

Adequate prikkels 

Slide 9 - Tekstslide

Gewenning
Als een bepaalde prikkel heel lang aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen soms minder impulsen. Dit noem je gewenning.

Slide 10 - Tekstslide

 Typen zenuwcellen
Drie typen zenuwcellen:
  • Gevoelszenuwcellen
  • Schakelcellen 
  • Bewegingszenuwcellen

Slide 11 - Tekstslide

Vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk voor volgende les =
Maak (online) van thema 5,
van extra stof 5.7 opdrachten 1 t/m 6

Slide 13 - Tekstslide

Een adequate prikkel is een prikkel onder de drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

welke van de onderstaande uitspraken is juist?
Een gevoelszenuwcel verbindt...
A
een spier met de hersenen
B
de huid met een spier
C
een zintuig met je hersenen
D
zenuwencellen onderling

Slide 15 - Quizvraag

op een prikkel die de drempelwaarde niet overschrijdt reageer je...
A
... wel
B
... niet
C
... heftiger
D
... nauwelijks

Slide 16 - Quizvraag

wat is gewenning?
A
je ruikt afval dat iets te lang in de hal heeft gestaan
B
je ruikt de geur van je hond niet meer na een tijdje
C
je ruikt het eten dat thuis wordt gemaakt
D
je ruikt een appeltaart die in de kantine wordt gebakken

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor effect heeft prikkelsterkte op de impulsfrequentie?
A
Bij een sterke prikkel is de impulsfrequentie hoog
B
Bij een sterke prikkel is de impulsfrequentie laag
C
Bij een zwakke prikkel is de impulsfrequentie hoog

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een adequate prikkel
A
De prikkel waar een zintuig gevoelig voor is
B
De kleinste prikkel die een zintuig kan waarnemen
C
Een prikkel waar het zintuig ongevoelig voor is
D
Een signaal dat via de zenuwen naar de hersenen gaat

Slide 19 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: 
1 t/m 6 
Eerder klaar? 
Leren voor de toets

Begrippen
drempelwaarde
impulsfrequentie
adequate prikkel
gewenning
gevoelszenuwcellen
schakelzenuwcellen
bewegingszenuwcellen
Leerdoelen:
Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen
 Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen benoemen

Slide 20 - Tekstslide