Proeftoets TLH Hoofdstuk 5 RCP1

Wat is een owned hotel?
A
. Als de medewerkers van de keten zijn, maar het gebouw en interieur word geleaset
B
als het hotelgebouw en bedrijfsvoering eigendom is van de keten
C
als de hotel eigenaar de naam kan de keten ‘inkoopt en daar dan voor betaalt aan de leverancier
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
HospitalityMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is een owned hotel?
A
. Als de medewerkers van de keten zijn, maar het gebouw en interieur word geleaset
B
als het hotelgebouw en bedrijfsvoering eigendom is van de keten
C
als de hotel eigenaar de naam kan de keten ‘inkoopt en daar dan voor betaalt aan de leverancier

Slide 1 - Quizvraag

Waar tref je de grootste concentratie hotels aan in nederland?
A
aan de kust
B
. Utrecht
C
Amsterdam

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de bezettingsgraad van een hotel?
A
het aantal verhuurde kamers
B
Het aantal mensen in het hotel
C
Hoeveel personeel het hotel heeft

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een boetiek hotel?
A
een keten hotels
B
. Een klein hotel dat geen lid is van een keten
C
een hotel aan de kust

Slide 4 - Quizvraag

2. Wat bedoelen ze in het boek precies met hotelexperience?
A
A. De beleving van de gasten

Slide 5 - Quizvraag

2. Wat bedoelen ze in het boek precies met hotelexperience?
A
A. De beleving van de gasten
B
B. Of er wel genoeg faciliteiten waren.
C
C. Of de ligging wel goed is van het hotel
D
D. De gast niet tevreden was over het verblijf.

Slide 6 - Quizvraag

4. Wat is een boetiekhotel?
A
A. Hotel met minder dan 500 kamers
B
B. Hotel met minder dan 300 kamers
C
C. Hotel met minder dan 200 kamers
D
D. Hotel met minder dan 100 kamers

Slide 7 - Quizvraag

3. Hoeveel sterren heeft een budget hotel?
A
A. 2
B
B. 2-3
C
C. 3-4
D
D. 4-5

Slide 8 - Quizvraag

4. Wat is de gemiddelde kamerprijs in Amsterdam?
A
A. € 131,-
B
B. € 90,-
C
C. € 112,-D. € 98,-
D
D. € 98,-

Slide 9 - Quizvraag

hoe noem je een hotel dat zich richt op reizigers met een laag budget?
A
boetiekhotel
B
Economy hotel
C
low budget hotel
D
managed hotel

Slide 10 - Quizvraag

Is hotelomzet hetzelfde als kameromzet?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een owned hotel?
A
Als de medewerkers van de keten zijn, maar het gebouw en interieur word geleaset
B
als het hotelgebouw en bedrijfsvoering eigendom is van de keten.
C
als de hotel eigenaar de naam kan de keten ‘inkoopt en daar dan voor betaalt aan de leverancier

Slide 12 - Quizvraag

2. Door welke opkomst is er meer concurrentie in de hotelbranche?
A
a) Zakenhotels
B
b) 4-sterren hotels
C
c) B&B’s
D
d) Clamping

Slide 13 - Quizvraag

In welk segment kun je de meeste hotels vinden?
A
1 ster
B
2&3 sterren
C
3&4 sterren
D
4&5 sterren

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de 3 populairste steden voor een citytrip in Nederland?
A
A. Amsterdam, Utrecht, Maastricht
B
B. Amsterdam, Leiden, Den Haag
C
C. Amsterdam, Maastricht, Den Haag
D
D. Amsterdam, Leiden, Maastricht

Slide 15 - Quizvraag

Waar komt de guestexperience vooral voor?
A
A. 2,5 miljard
B
B. 3,3 miljard
C
C. 4,8 miljard
D
D. 1,7 miljard

Slide 16 - Quizvraag

Op welke sites kan je kortingscodes vinden voor hotel gasten?
A
www.hotelaanbiedingen.nl
B
www.hotel.nl
C
www.weekenddeals.nl
D
www.hotelkorting.nl

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekend de korting van OTA?
A
open travel avond
B
online travel avond
C
Online travel agent
D
open talen avond

Slide 18 - Quizvraag


A

Slide 19 - Quizvraag

1. Hoeveel kamers heeft Fletcher per hotel?
A
A. 98
B
B. 89
C
C. 109
D
D. 128

Slide 20 - Quizvraag

3. Welke van de 4 is geen Nederlandse hotel keten?
A
A. Fletcher Hotels
B
B. NH Hotel Group
C
C. Hampshire Hospitality
D
D. Van der Valk Hotels

Slide 21 - Quizvraag

2. Waarvan is de bezettingsgraad afhankelijk?
A
A. Economische ontwikkelingen
B
B. Het seizoen
C
C. Buitenlandse toeristen
D
D. Geen van deze antwoorden

Slide 22 - Quizvraag

1. Een loyale guest woord ook wel…… genoemd.
A
1. Een loyale guest woord ook wel…… genoemd.
B
Een loyale gast.
C
. Alle antwoorden goed.
D
. Alle antwoorden goed.

Slide 23 - Quizvraag