Meneer Broere woont in een aanleunwoning van een zorgcomplex waar hij samen met zijn vrouw heeft gewoond. Zijn vrouw is 3 maanden geleden overleden. Meneer Broere is 89 en hij heeft een redelijke gezondheid. Hij voelt zich, ondanks het gemis van zijn vrouw erg thuis in de woning. De woning is op de begane grond met een klein tuintje.
Formeel zou hij nu naar een eenpersoonsappartement 1 hoog moeten, maar hij geeft aan dat hij dat echt niet meer kan op zijn leeftijd. Hij durft niet met de lift en hij geniet enorm van zijn tuintje. “Als ik hier weg moet, ga ik dood”. Verzorgenden die hem goed kennen geven aan dat meneer Broere sterk gehecht is aan zijn eigen huis, verhuizing zal hem veel stress en verdriet opleveren.
Op de wachtlijst staat het echtpaar Beuning. Zij is beginnend dement en moet binnen redelijke tijd uit huis omdat er brandgevaar bestaat doordat ze vergeet dat het eten opstaat. Bovendien biedt het huis de nodige risico’s op vallen. Mevrouw Beuning kan naar een verpleeghuis, maar de aanleunwoning biedt meer kans om nog langer samen te kunnen wonen.
Mevrouw Beuning wil absoluut niet weg, maar haar dochter heeft al aangegeven dat zij onder druk haar moeder wel meeneemt naar het nieuwe huis. Moeder wil misschien wel mee als dochter belooft dagelijks een paar uur langs te komen. De dochter voelt zich snel verantwoordelijk om als vrouw te zorgen voor anderen. En zeker voor haar ouders. Ze doet dit overigens uit schuldgevoel, niet uit eigen keuze.
Het echtpaar Beuning heeft een slechte relatie. Ze maken veel ruzie, maar ja, ze zijn nu eenmaal lang samen en “wat je samen begint, maak je ook samen af”. Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar. Als mw. Beuning zou worden gescheiden van haar man, dan zal haar angst waarschijnlijk toenemen. Ook meneer Beuning wil liever samen met zijn vrouw verhuizen.