4.8 spelling

4.8 spelling
3KD
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

4.8 spelling
3KD

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • 8 minuten lezen
  • Leerdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Voorzetsel
B
Werkwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Telwoord

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het BN in de zin:
Dat zijn rode schoenen
A
Dat
B
Zijn
C
Rode
D
Schoenen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het BN in de zin:
De rode vlieger vliegt weg
A
Rode
B
Vlieger
C
Vliegt
D
De

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het BN in de zin:
De computer is mooi
A
De
B
Computer
C
Is
D
Mooi

Slide 7 - Quizvraag

Wat geeft het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord aan?
A
Hoe laat het is
B
Wanneer het gaat regenen
C
Van welke stof iets gemaakt is
D
Hoe laat je thuis moet zijn

Slide 8 - Quizvraag

Waar eindigt een stoffelijk BN op?
A
e
B
en
C
n
D
d

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het stoffelijk BN in de zin:
Mijn gouden armband is stuk
A
Mijn
B
Gouden
C
Armband
D
Is

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het stoffelijk BN in de zin:
Dat is een houten hek.
A
Is
B
Een
C
Houten
D
Hek

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het stoffelijk BN in de zin:
mijn wollen trui zit lekker
A
Wollen
B
Mijn
C
Trui
D
Lekker

Slide 12 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Rode
Glazen
IJzeren
Mooie
Snelle
Kristallen

Slide 13 - Sleepvraag

Kun je een voltooid deelwoord ook als BN gebruiken?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Je (verwachten, tt) het niet
A
Verwacht
B
Verwachtt
C
Verwachd
D
Verwachdt

Slide 15 - Quizvraag

Voorbeeld
Het eten is aangebrand
Het aangebrande eten
Het kind is gered
Het geredde kind

Slide 16 - Tekstslide

Een tevreden klant was blij dat Fortnite niet zo vaak (chrashen , vt)
A
Chrasht
B
Chrashte
C
Chrashd
D
Chrashde

Slide 17 - Quizvraag

Een ander (missen, vt) een handleiding.
A
Missen
B
Misde
C
Miste
D
Misten

Slide 18 - Quizvraag

Hij wist niet meer waar hij die (downloaden, vd) had.
A
Gedownload
B
Downloadt
C
Downgeload
D
Geloaddown

Slide 19 - Quizvraag

Paragraaf : 4.8
M. opdr: 2-4-5-7-10

Slide 20 - Tekstslide