blijf gedicht

Poezië
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poezië

Slide 1 - Tekstslide

Wat is poëzie

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Link

Wat je schrijft ben je zelf
 
Heb je iets geks meegemaakt, iets leuks of iets verdrietigs?
 Ben je boos, of juist blij? Over al die dingen kun je schrijven.
En als dichter mag je toveren met woorden... Een dichter mag in zijn gedichten veel meer dan een schrijver van een boek. Een schrijver moet zich aan de taalregels houden. Als je dichter bent mag je spelen met woorden en zinnen!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Blijf gedicht maken
In het gedicht Touwtjes om de wolken probeert iemand iets vast te houden wat eigenlijk niet kan.
Is er iemand die jij heel aardig en lief vindt?
Stel dat hij of zij weg wil.
Jij wilt dat hij of zij blijft.
Wat kun jij doen om iemand te laten blijven?

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1 voor een blijfgedicht
Verzin drie of vier dingen die in het echt niet kunnen.
Wat zou jij willen doen om iemand over te halen om te blijven?
Misschien verf je de lucht wel pimpelpaars?
Of je vangt de maan met een lasso?
Schrijf drie of vier zinnen op.

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2
Begin je gedicht met de woorden
Blijf je als ik
Daarna komt het rijtje met de bedachte dingen.
Schrijf het zo op dat het past bij de beginzin.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld

Blijf je als ik
de lucht pimpelpaars verf
Blijf je als ik
de maan met een lasso vang
Sluit af met
Blijf je?

Slide 9 - Tekstslide

Vertrek gedicht
Doe nu dezelfde opdracht maar begin met de woorden
Ik vertrek omdat…
Bedenk daarna een paar redenen.
Schrijf het zo op dat het past bij de beginzin.
Sluit af met
Wil je dat ik vertrek?

Slide 10 - Tekstslide

Nu kun je je gedicht mooi voordragen.
Wie wil zijn of haar gedicht met veel passie en vuur voorlezen?

Slide 11 - Tekstslide

Toneelstukje 
Heb je allebei de opdrachten gedaan?
Maak er een toneelstuk van!
Je speelt het met z’n tweeën.
De een leest zijn blijf-gedicht voor.
De ander leest zijn vertrek-gedicht voor.
Lees om de beurt een regel.

Slide 12 - Tekstslide