2G1 - 9 okt 24 - Hoe gebruik je het woordenboek?

Welkom!                          
Het woordenboek
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!                          
Het woordenboek

Slide 1 - Tekstslide

doelen
1) Ik weet hoe ik met een woordenboek werk.
2) Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
3) Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op te zoeken.
4) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.

Slide 2 - Tekstslide

Ga staan als....

Slide 3 - Tekstslide

Ga staan als je ooit een woordenboek hebt gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Ga staan als je in het land waarin je geboren bent (Turkije, Oekraïne, Spanje, Eritrea, Syrië, etc) al met een woordenboek hebt gewerkt op school.

Slide 5 - Tekstslide

Ga staan als je de letter X een mooie letter vindt.

Slide 6 - Tekstslide

Ga staan als je thuis een woordenboek hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Wie vindt het makkelijk om een woordenboek te gebruiken? 
Ga bij het raam staan.

Wie vindt het moeilijk om een woordenboek te gebruiken? 
Ga bij het bord staan.

(En als je het soms moeilijk en soms makkelijk vindt, 
dan ga je in het midden staan.)

Slide 8 - Tekstslide

Twee leerlingen delen de wisbordjes uit.

De andere leerlingen gaan zitten op hun stoel.

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje:

Hoe staan de woorden in een woordenboek op volgorde?

Slide 10 - Tekstslide

De woorden staan op alfabet
Woorden die beginnen met een A eerst en als laatste woorden die beginnen met een Z.

Zeg tegen elkaar het alfabet op: in tweetallen.
Lukt dat?

Slide 11 - Tekstslide

Wie vindt het makkelijk om het alfabet op te zeggen? Ga bij het raam staan.

Wie vindt het moeilijk om het alfabet op te zeggen? Ga bij het bord staan.

(En als je het een beetje moeilijk en een beetje makkelijk vindt, dan ga je in het midden staan.)

Slide 12 - Tekstslide

Wisbordjes
De volgende vragen beantwoord je op je wisbordje.

Slide 13 - Tekstslide

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde
boeren
baby
echo
kwik
eb
legende

Slide 14 - Sleepvraag

DUS:
Je kijkt naar de eerste letter.
Zijn de eerste letters hetzelfde, dan kijk je naar de tweede letter:

Appel
Aardbei
Dus eerst aardbei, dan appel

Slide 15 - Tekstslide

En als de eerste twee letters hetzelfde zijn?
Dan kijk je naar de derde letter:
aardbei
aandeel
aanvragen
Of je moet zelfs nog verder kijken!
aandeel - aanvragen - aardbei
De n is eerder dan de r, d is eerder dan v

Slide 16 - Tekstslide

Zet de woorden in alfabetische volgorde
Tafel
Thee
Theekopje
Pen
Toets

Slide 17 - Sleepvraag

Opdracht in twee groepen
(iedereen krijgt een klein papiertje)

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf op jouw briefje een woord dat begint met de letter 

L

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1
Leg de woorden van jouw groep op volgorde van het alfabet.

Welke groep is als eerste klaar?

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 2
Schrijf op jouw briefje een woord dat begint met de letters

ME

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 2
Leg de woorden van jouw groep op volgorde van het alfabet.

Welke groep is als eerste klaar?

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 3
Draai je briefje om. Schrijf op jouw briefje een woord dat begint met de letters

AAN

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 3
Leg de woorden van jouw groep op volgorde van het alfabet.

Welke groep is als eerste klaar?

Slide 24 - Tekstslide

Je zoekt het woord in de eenvoudigste vorm op in het woordenboek

'De leerlingen maken een toets'. 

leerlingen --> leerling 


Slide 25 - Tekstslide

Je zoekt het woord op het hele werkwoord
'Whatsapp concurreert met Telegram.'

concurreert --> concurreren

Slide 26 - Tekstslide

Je zoekt het woord op de kortste vorm.
'De directeur is een sympathieke man.'

sympathieke --> sympathiek

Slide 27 - Tekstslide

Welk woord zoek je op in het woordenboek als je het woord 'paddestoelen' wilt weten?

Slide 28 - Open vraag

Welk woord zoek je op in het woordenboek als je het woord 'aardige' wilt weten?

Slide 29 - Open vraag

1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Aan het werk!
Taalcompleet: 
opdracht 45 en 46 
(start onderaan pagina 58)
timer
8:00

Slide 33 - Tekstslide