Cato bestee…. tijd aan hem. (besteden)
Cato heeft tijd aan hem bestee…. (besteden)
Jij hebt de planten gesproei…. (sproeien)
Maisy ontdek… de vlek (ontdekken)
Job heeft zijn tijd verpruts….. (verprutsen)
Faya vertel... een mop (vertellen)
Cato heeft het deeg geknee.... (kneden)
Jij besproei…. de planten (besproeien
Faya heeft een appel geschil.. (schillen)
Cato knee….. het deeg (kneden)