Lifeguard Hoofdstuk 3 & 4

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Keuzedeel zweminstructeurMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
Steeds meer vervang ik "of" in mijn leven door "en".

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Het is verplicht om de Lifeguards het toezichtplan voor gezien en voor akkoord te laten ondertekenen.

II. Het toezichtplan is kort gezegd: een plan waarin duidelijk omschreven staat hoe en door wie het toezicht wordt uigeoefend.

A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wie is er verantwoordelijk voor dat aan alle wettelijke eisen wordt voldaan?
A
De gemeente
B
De Koninklijke Nederlandse Zwem Bond
C
De Lifeguards
D
De zwembadexploitant

Slide 17 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Het toezichtplan geeft uitvoering aan de maatregelen die voorkomen dat de veiligheid en gezondheid van gebruikers nadelig wordt beïnvloedt.

II. De praktische uitvoering van het toezichtplan valt onder de verantwoordelijkheid van de Lifeguards.


A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Wanneer er een noodlottig ongeval plaatsvindt, is er sprake van nalatigheid van de Lifeguard.

II. De houder van het zwembad moet verantwoording afleggen wanneer er een noodlottig ongeval plaatsvindt


A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Bij voorkeur wordt het toezichtplan opgesteld door:
A
De lifeguards
B
De zwembadexploitant en het management
C
Het management
D
Het management en de Lifeguards

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Te veel licht is vaker een probleem in zwembaden dan te weinig licht.

II. De toegang tot de zwemzaal moet eigenlijk liggen bij het ondiepe gedeelte van het bassin.




A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat valt niet onder preventief handelen:
A
Je moet attracties kunnen bedienen
B
Je moet in staat zijn om goed te observeren en alert te blijven
C
Je moet in staat zijn om snel te kunnen handelen
D
Je moet fysiek in staat zijn om een reddingsactie uit te kunnen voeren

Slide 22 - Quizvraag

Binnen hoeveel seconden moet je je omgeving kunnen scannen?
A
5 seconden
B
10 seconden
C
15 seconden
D
20 seconden

Slide 23 - Quizvraag

Binnen hoeveel seconden moet je in staat zijn om bij een drenkeling te kunnen zijn?
A
5 seconden
B
10 seconden
C
15 seconden
D
20 seconden

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. De 10/20-regel houdt in dat je het gebied waarvoor je verantwoordelijk bent in 10 seconden moet overzien (scannen) en in maximaal 20 seconden een slachtoffer (lopend of zwemmend) moet kunnen bereiken.

II. De 10/20-regel geeft tevens de tijdslimiet aan waarbinnen een drenkeling gered moet worden: 30 seconden.



A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 25 - Quizvraag

In welk geval moet je altijd aangifte doen tegen een bezoeker?
A
Wanneer de bezoeker jou als Lifeguard afleidt.
B
Wanneer een bezoeker een andere bezoeker in het water duwt.
C
Wanneer je als Lifeguard in het water wordt geduwd.
D
Wanneer twee bezoekers aan het stoeien zijn en elkaar onder water duwen.

Slide 26 - Quizvraag

Het belangrijkste wat je als Lifeguard moet zijn, is:
A
Alert
B
Fit
C
Uitgerust
D
Vaardig

Slide 27 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. In het toezichtplan wordt opgenomen wanneer de Lifeguards pauze houden.

II. Onderwatercamera’s en drenkelingendetectie kunnen het menselijk toezicht vervangen.



A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Na hoeveel minuten onder water treedt er ernstig hersenletsel op?
A
Langer dan 1 minuut
B
Langer dan 2 minuten
C
Langer dan 3 minuten
D
Langer dan 4 minuten

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn de meest voorkomende valkuilen voor Lifeguards:
A
Foutieve standplaats, statisch, niet fit zijn, onvoldoende onderlinge roulatie
B
Foutieve standplaats, statisch, onderling praten, onvoldoende onderlinge roulatie
C
Foutieve standplaats, statisch, praten met bezoekers, onvoldoende onderlinge roulatie
D
Foutieve standplaats, statisch, slechte nachtrust, onvoldoende onderlinge roulatie

Slide 30 - Quizvraag

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. De optimale roulatietijd is ongeveer 30 minuten.

II. Een fluitje wordt vrijwel nooit meer gebruikt om het publiek te corrigeren.




A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 31 - Quizvraag