In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Trainen en gezondheid
Lifeguard
Hoofdstuk 5 en 6
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
timer
1:00
Er is een groot verschil in teams die met elkaar werken of voor elkaar werken
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Hoeveel Lifeguards moeten er aanwezig zijn in een zwembad:
A
Dat hangt af van de omstandigheden
B
Dat hangt af van de persoonlijkheid van de Lifeguards.
C
Dat hangt af van zowel de omstandigheden als de ervaring van de Lifeguards
D
Er zijn altijd minimaal 2 Lifeguards aanwezig
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer is het aanvaardbaar dat het toezicht met onderbrekingen wordt uitgevoerd?
A
Bij minder dan 5 zwemmers in het bassin is dit aanvaardbaar
B
Dat is nooit aanvaardbaar
C
Wanneer een bassin slechts door een paar (bekende) zwemmers in gebruik is
D
Wanneer je als Lifeguard even snel naar het toilet gaat
Slide 16 - Quizvraag
Bij welk van de volgende doelgroepen is niet perse extra toezicht noodzakelijk?
A
Jeugdigen in de leeftijd van ca. 12-20 jaar
B
Ouderen boven de 65 jaar
C
Personen die het zwembad niet kennen
D
Rumoerige, baldadige of agressieve bezoekers
Slide 17 - Quizvraag
Welke soort glijbaan heeft het hoogste risico op ongevallen?
A
‘Gewone’ glijbaan voor individueel gebruik
B
Familieglijbaan
C
Glijbaan voor kinderen
D
Snelle watergelijbaan
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen risico bij het gebruik maken van een waterglijbaan?
A
Leeftijd van de gebruiker
B
Hoeveelheid water
C
Platforms
D
Toegangstrappen
Slide 19 - Quizvraag
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Een Lifeguard moet altijd snel de beschikking kunnen hebben over een schaar om haar los te kunnen knippen.
II. Een Lifeguard moet altijd snel beschikking kunnen hebben over een schaar om snel vastgeraakte badkleding los te kunnen knippen.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Bedrijfsblindheid betekent:
A
Dat de risico’s in het zwembad niet meer herkend worden
B
Dat Lifeguards verveeld raken en daardoor risico’s niet meer zien
C
Wanneer de Lifeguard last van zijn ogen krijgt door een te hoge concentratie chloor
D
Wanneer de Lifeguard meld dat er mankementen zijn
Slide 21 - Quizvraag
Wat is geen reden om het zwembassin te ontruimen:
A
Dreigend onweer
B
Uitvallen van stroom
C
Wanneer een bezoeker bloed heeft verloren in het water
D
Wanneer er glasdelen in het water zijn gekomen
Slide 22 - Quizvraag
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Als zwembad kun je kinderen tot 8 jaar zonder begeleiding de toegang ontzeggen.
II. Begeleiders van kinderen tot 8 jaar zijn minstens 18 jaar.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer vindt er een openings- en sluitingscontrole plaats?
A
Bij opening en sluiting van het zwembad
B
Bij opening en sluiting van het zwembad en bij overname van dienst van collega Lifeguard
C
Bij opening en sluiting zwembad, bij overname dienst collega Lifeguard en nadat je pauze hebt gehouden.
D
Bij opening van het zwembad
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
De huisregels van het zwembad moeten:
A
Bij betreding van het zwembad zichtbaar zijn
B
Mondeling verteld worden aan de bezoekers
C
Op papier meegegeven worden aan de bezoekers bij betreding van het zwembad
D
Verplicht te vinden zijn op de website en in folders
Slide 35 - Quizvraag
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Er is sprake van seksuele intimidatie bij elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren.
II. Elk zwembad die activiteiten aanbiedt aan kinderen en jonge volwassenen moet beschikken over een protocol seksuele intimidatie en misbruik.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 36 - Quizvraag
De sancties bij overtredingen worden:
A
Altijd uitgevoerd door de Lifeguard
B
Altijd uitgevoerd door de manager
C
Uitgevoerd door de Lifeguard behalve bij uitzetting, dit doet manager
D
Uitgevoerd door de zwembadeigenaar
Slide 37 - Quizvraag
Een BHV’er:
A
Hoeft pas na 5 jaar weer op herhalingscursus
B
Is altijd iemand uit het management
C
Is minstens 5 jaar in dienst
D
Moet een brand kunnen beperken en bestrijden
Slide 38 - Quizvraag
Welk van onderstaande bewering is niet waar?
A
Een calamiteit is altijd een gevolg van wat een bezoeker heeft gedaan
B
Een calamiteit is een gebeurtenis die de normale gang van zaken in een zwembad onderbreekt
C
Een calamiteitenplan moet geoefend worden
D
In het calamiteitenplan wordt opgenomen wat er gedaan moet worden bij het overlijden van de partner van een collega
Slide 39 - Quizvraag
In het nood- en ontruimingsplan:
A
Krijg je als Lifeguard pas na je inwerkperiode
B
Wordt aandacht besteed aan de maatregelen vooraf en de specifieke maatregelen bij verschillende calamiteiten
C
Wordt alleen aandacht besteed aan de specifieke maatregelen bij verschillende calamiteiten
D
Wordt geen aandacht besteed aan de specifieke rol die je als Lifeguard hebt tijdens een ontruiming
Slide 40 - Quizvraag
Hoe vaak moet een zwembad een ontruimingsoefening hebben?
A
Drie maandelijks
B
Half jaarlijks
C
Jaarlijks
D
Maandelijks
Slide 41 - Quizvraag
De sancties bij overtredingen worden:
A
Altijd uitgevoerd door de Lifeguard
B
Altijd uitgevoerd door de manager
C
Uitgevoerd door de Lifeguard behalve bij uitzetting, dit doet manager
D
Uitgevoerd door de zwembadeigenaar
Slide 42 - Quizvraag
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Startblokken mogen al aanwezig zijn bij een waterdiepte van 1,00 meter.
II. Springplanken of springplatforms mogen alleen worden geïnstalleerd bij een waterdiepte van 2,00 meter of meer.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 43 - Quizvraag
Slide 44 - Video
Welk signaal gaf de lifeguard voordat hij in het water sprong?
A
Niets
B
Zij riep naar de andere lifeguards.
C
Zij blies op een fluitje
D
Zij liet een andere badbezoeker haar taak overnemen.