Oefenen voor de toets sociaal-maatschappelijk niveau 3

Oefenen voor de toets sociaal-maatschappelijk niveau 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets sociaal-maatschappelijk niveau 3

Slide 1 - Tekstslide

Welk begrip past bij deze zin:
Verbintenis die bijna gelijk is aan een huwelijk.
A
Op huwelijkse voorwaarden
B
In gemeenschap van goederen
C
Geregistreerd partnerschap
D
Contract

Slide 2 - Quizvraag

Wat is sociale cohesie?
A
Een religieuze overtuiging.
B
De mate waarin mensen zich verbonden voelen.
C
Een vorm van politieke participatie.
D
Een economisch principe.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een pluriforme samenleving?
A
Een samenleving waarin verschillende culturen niet worden getolereerd.
B
Een samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar bestaan.
C
Een samenleving waarin slechts één cultuur bestaat.
D
Een samenleving waarin iedereen hetzelfde denkt en doet.

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer past volgens het CBS het begrip ‘migratieachtergrond’ bij iemand?
A
Als iemand zelf in het buitenland geboren is.
B
Als tenminste één ouder in het buitenland geboren is.
C
Als iemand een andere nationaliteit heeft.
D
Als beide ouders in Nederland geboren zijn.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van integratie?
A
Een buurt waarin mensen van verschillende culturen conflicten hebben.
B
Een buurt waarin mensen van verschillende culturen niet samenleven.
C
Een buurt waarin mensen van dezelfde culturen gescheiden wonen.
D
Een buurt waarin mensen van verschillende culturen vreedzaam samenwonen.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is radicalisering?
A
Een vreedzame vorm van protest.
B
Een religieus ritueel met diepgaande betekenis.
C
Een vorm van politieke activisme.
D
Het proces waarbij iemand extreme ideeën omarmt.

Slide 7 - Quizvraag

Welke stelling is juist over het verschil tussen dorpen en steden?
A
Dorpen hebben doorgaans meer culturele diversiteit dan steden.
B
Dorpen hebben doorgaans meer open ruimte dan steden.
C
Steden hebben doorgaans minder sociale gemeenschappen dan dorpen.
D
Steden hebben doorgaans meer voorzieningen dan dorpen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden voor migratie in Nederland?
A
Familiehereniging
B
Vakantie
C
Werk
D
Studie

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel procent van de bevolking in Nederland heeft een migratieachtergrond?
A
15%
B
26%
C
22%
D
30%

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen vooroordeel en discriminatie?
A
Vooroordeel is gedrag, discriminatie is een mening.
B
Vooroordeel is wettelijk toegestaan, discriminatie is verboden.
C
Vooroordeel is positief, discriminatie is negatief.
D
Vooroordeel is een mening, discriminatie is gedrag.

Slide 11 - Quizvraag