Nederlands leren

Nederlands leren
Voor AG2a
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands leren
Voor AG2a

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Leestypen
-Leesmotor
-Soorten
Signaalwoorden
-Leesstrategieën
-Voorspellen


Slide 2 - Tekstslide

Inleiding
Verwijswoorden en signaalwoorden
-Verwijswoorden
-Signaalwoorden
Bekend – benieuwd - bewaard
-Strategieën om te lezen


-Zoekend lezen
-Grondig lezen
Wat heb je geleerd



Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
Kilometers maken
-Zoekend lezen
-Grondig lezen
Wat heb je geleerd

Slide 4 - Tekstslide

Leestypen
Je gaat het hier hebben over de leesmotor en de soorten leestypen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al over de leesmotor?

Slide 6 - Woordweb

Leesmotor
Stappen
Beter in bijna alle vakken
Meer lezen
Lezen wordt leuker
Beter lezen
Makkelijker lezen
Voorkennis 
Woordkennis

Slide 7 - Tekstslide

Soorten leesmanieren
Er zijn er 4. Ken je ze al?

Slide 8 - Tekstslide

Welke soorten zijn er?

Slide 9 - Open vraag

Soorten
Je hebt de Olifant, Mier, Cheeta en de Havik.
Er zijn er 2 precies, 2 snel, 2 langzaam en 2 niet precies. Welke zijn dat?

Slide 10 - Tekstslide

Precies
Niet precies
Snel
Langzaam
Cheeta
Havik
Havik
Mier
Cheeta
Olifant
Olifant
Mier

Slide 11 - Sleepvraag

Speciale eigenschappen
Olifant: alles lezen, Soms terug in de tekst, Wil alles begrijpen, Je leest veel maar niet alles
Mier: Moeite, je vergeet vaak veel, Je weet soms niet veel van het onderwerp.

Slide 12 - Tekstslide

Speciale eigenschappen
Cheeta: Lang niet alles lezen, Snel waar de tekst over gaat, Details overslaan, lastige woorden overslaan
Havik: Soms alles lezen soms alleen buitenkant, Lezen op een handige manier, Goed in lezen en hebt veel kennis

Slide 13 - Tekstslide

Nu je dit weet, weet je ook welk soort leestype je bent?
A
Olifant
B
Mier
C
Cheeta
D
Havik

Slide 14 - Quizvraag

Signaalwoorden
Je gaat het hebben over leesstrategieën

Slide 15 - Tekstslide

Voor het lezen
Wat moet je doen voor het lezen?

Slide 16 - Tekstslide

Wat moet je doen voor het lezen?

Slide 17 - Open vraag

Belangrijkste strategie
De belangrijkste strategie bij vrijwel elke tekst is: begin niet zomaar te lezen, maar probeer
eerst te voorspellen waar de tekst over gaat.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zou je kunnen doen tijdens het lezen?

Slide 19 - Tekstslide

Wat zou je kunnen doen tijdens het lezen?

Slide 20 - Woordweb

Dit zou je kunnen doen tijdens het lezen.
- Ophelderen wat je niet meteen begrijpt.
- Vragen stellen aan jezelf.
- Samenvatten.

Slide 21 - Tekstslide

Snap je het tot nu toe?
Nee
Slecht
Beetje
Goed
Perfect

Slide 22 - Poll

Verwijswoorden en signaal woorden
Je gaat het hebben over
Verwijswoorden en signaalwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Waar verwijzen verwijswoorden naar?
Naar
- iets of iemand
- een tijd of een plaats

Slide 24 - Tekstslide

Waar verwijzen verwijswoorden naar?

Slide 25 - Woordweb

Soorten verwijswoorden
Daar, hier, deze, waarna, waar, je, hij, ze, het, hem, haar, die, dat, zijn,
hen, hun, daardoor, daarvan.

Slide 26 - Tekstslide

Verschil signaalwoorden en verwijswoorden
Signaalwoorden geven een signaal, maken het verband tussen alinea’s of zinnen duidelijk.

Verwijswoorden verwijzen naar iets of iemand.

Slide 27 - Tekstslide

Waar verwijst het woord "Daar" naar in de zin: Ik ga niet in het bos, omdat daar gevaarlijke dieren leven.

Slide 28 - Open vraag

Bekend-Benieuwd-Bewaard
Hier ga je leren over strategieën om te lezen.

Slide 29 - Tekstslide

De 3 strategieën
Er zijn 3 strategieën om te lezen
Weet jij er 1?

Slide 30 - Tekstslide

Weet jij een strategie?

Slide 31 - Open vraag

Deze strategieën zijn er
1. ‘Geeltjes plakken’ 
2. Een schema of een tekening maken over de kern van de tekst.
3. De structuur bekend maken

Slide 32 - Tekstslide

Wanneer kan je ze gebruiken
1. ‘Geeltjes plakken’ opmerkingen bij de tekst maken om de tekst beter te begrijpen.

Slide 33 - Tekstslide

Wanneer kan je ze gebruiken?
2. Een schema of een tekening maken over de kern van de tekst. Voor als je iets wilt weten

Slide 34 - Tekstslide

Wanneer kan je ze gebruiken?

3. De structuur (= opbouw) van de tekst zichtbaar maken. 
Om iets te leren

Slide 35 - Tekstslide

Doe jij dat soms wel?

Slide 36 - Woordweb

Wat je moet bedenken
Wat weet je al van een tekst? Voor je een tekst helemaal leest, is het slim na te denken
- over wat je al weet over het onderwerp: wat is al bekend?

Slide 37 - Tekstslide

Wat moet je bedenken
Wat weet je al van een tekst? Voor je een tekst helemaal leest, is het slim na te denken
- Wat wil je nog meer weten? Vervolgens vraag je je af waar je nieuwsgierig over bent of
wat je graag nog meer zou willen weten: waar ben je benieuwd naar?

Slide 38 - Tekstslide

Wat moet je bedenken
Wat weet je al van een tekst? Voor je een tekst helemaal leest, is het slim na te denken
- Wat onthoud je van de tekst? Nadat je de tekst gelezen hebt, sta je even stil bij wat je
te weten bent gekomen over deze tekst, wat je eerst nog niet wist en nu wel. Wat heb
je bewaard?

Slide 39 - Tekstslide

Kilometers maken
Je gaat leren over zoekend lezen en over grondig lezen.

Slide 40 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zoekend lezen en grondig lezen?

Slide 41 - Woordweb

Het verschil
Zoekend lezen
Je zoekt naar een geschikte tekst, of naar bepaalde informatie.
Grondig lezen
Je wilt echt snappen wat je leest en je wilt het onthouden.

Slide 42 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
- Je hebt nagedacht over welk leestype jij bent.
- Je hebt de animatie over de ‘leesmotor’ bekeken.
Je hebt zelf teksten gezocht op je eigen niveau.
- Je hebt geleerd welke leesstrategieën er zijn en hoe je ze moet gebruiken

Slide 43 - Tekstslide

Geleerd
Je hebt geleerd wat signaalwoorden zijn en wat ze betekenen.
- Je hebt geoefend met grondig lezen en hoe signaalwoorden je daarbij kunnen helpen.
- Je hebt geoefend met signaalwoorden en verwijswoorden in teksten.
- Je hebt teksten gelezen en er vragen over beantwoord.
- Je hebt geleerd wat verwijswoorden zijn en waar ze naar verwijzen.

Slide 44 - Tekstslide

Geleerd
Je hebt geoefend met drie verschillende strategieën voor grondig lezen.

Slide 45 - Tekstslide

Snap je het?
0100

Slide 46 - Poll

SUCCES MET DE TOETS

Slide 47 - Tekstslide