2. Lezen 3

Filmpje kijken
Toolbox lezen (samen)
Zelfstandig aan de slag
1. Doel: jullie hebben voor jezelf vastgesteld welk leestype je bent. (boek blz. 29)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Filmpje kijken
Toolbox lezen (samen)
Zelfstandig aan de slag
1. Doel: jullie hebben voor jezelf vastgesteld welk leestype je bent. (boek blz. 29)

Slide 1 - Tekstslide

1. Doel: jullie hebben voor jezelf vastgesteld welk leestype je bent. (laptop starten, boek blz. 29)
Samen opdr. 3
Zelfstandig aan de slag: opdr. 4, 5, 6

Klassengesprek over je leestype.

Slide 2 - Tekstslide

Welk leestype ben jij?
Wat weet je zelf nog van signaalwoorden? (blad uitdelen)
Instructie
Zelfstandig aan de slag


2. Doel: jullie weten de functie van signaalwoorden is en kunnen deze toepassen. (boek blz. 32)
Houd rekening met je leestype!

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 4 - Woordweb

Aantekening 






Signaalwoorden
De brug stond open, daardoor ben ik te laat. 
Omdat alles nieuw is voor ons, doen we meer samen. 
Hij is te laat, maar hoeft geen briefje te halen. 

Dus, wat 'doen' signaalwoorden?


Slide 5 - Tekstslide

2. Doel: jullie weten wat de functie van signaalwoorden is en kunnen dit toepassen. (boek blz. 32)
Zelfstandig/tweetallen aan de slag --> 15 min (kies een tekst)
  • 'Influencers zijn de nieuwe modebepalers'
  • 'Vet is smaak'
  • 'Voor maanden aan noedels'

Markeer de signaalwoorden en noteer het signaalwoord met verband in je schrift, leg het verband uit. Dus: en, opsomming: kleren, schoenen, make-up. (signaalwoord noteer je NIET bij de uitleg)

Vergelijk jullie antwoorden met elkaar in groepjes van maximaal 4 personen. 

timer
15:00
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Lezen
Instructie - ff oefenen
Zelfstandig aan de slag (ook herhaling signaalwoorden)
Verlengde instructie bij opdr. 4


3 Doel: jullie weten wat verwijswoorden zijn en hoe je ze moet gebruiken. (boek blz. 35)
Verlengde instructie: Ilias, Darius, Elif, Trinity, Jaimy, Romaisa, Milan

Slide 7 - Tekstslide

Lezen
Instructie - ff oefenen
Zelfstandig aan de slag (ook herhaling signaalwoorden)
Verlengde instructie bij opdr. 4


3. Doel: jullie weten wat verwijswoorden zijn en hoe je ze moet gebruiken. (boek blz. 35)
Verlengde instructie: Ingmar, Utku, Karine, Vanesa, Stijn, Amina, Ties, Aylin, Pelin

Slide 8 - Tekstslide

Aantekening 






Verwijswoorden

* Het meisje die/dat daar loopt.
* De jongen met de tattoo liep door een donker steegje. Daar kreeg hij het benauwd.
* Bram stept. Hij draagt een helm die hem beschermt tegen het vallen. 


Extra:
In de toolbox staat nog een filmpje bij lezen 3. 


Slide 9 - Tekstslide

3. Doel: jullie weten wat verwijswoorden zijn en hoe je ze moet gebruiken. (boek blz. 35)
Denk aan je leesuitdaging bij het maken van de opdrachten!
Zelfstandig:
  1. Maak eerst de invuloefening over verwijswoorden (blaadje docent) dit is een vervanging van opdr. 2 en 3. (volgende les samen bespreken met wisbordjes)
  2. Maak opdr. 4. Kies één van de twee teksten. Antwoorden noteer je in je schrift.
Verlengde instructie? Tekst 1!

Extra oefening verwijswoorden: https://jajuf.nl/de-verwijswoorden OF werkblad
 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2.3
Check 2.2 op blz.36

Slide 11 - Tekstslide

Lezen
Strategieën bespreken (blz. 38)
Zelfstandig de slag: welke strategie past bij jou?

Voor deze les heb je twee lesuren
4. Doel: jullie kiezen voor jezelf een strategie die je helpt bij het grondig lezen van een tekst. (boek blz. 38)
Toets: di 26 nov (2B)
           woe 27 nov (2A)

Slide 12 - Tekstslide

4. Doel: jullie kiezen voor jezelf een strategie die je helpt bij het grondig lezen van een tekst. (boek blz. 38) 2 lessen
Zelfstandig aan de slag:
  • opdr. 1
  • tekst 1 (blz. 55) minimaal 4 geeltjes (opdr. 3)
  • tekst 2 (blz. 58) schema of tekening (opdr. 4)
  • tekst 3 (blz. 59) structuur --> zie opdr.5  vraag 3

N.B. Probeer minstens twee strategieën. Markeer steeds in de tekst woorden/zinnen die volgens jou belangrijk zijn. 
Noteer de betekenis van moeilijke woorden achter in je schrift.
  • Klaar? Maak groepjes van vier personen en bespreek jullie gekozen strategieën met elkaar m.b.v. opdr. 6 en 7.

Slide 13 - Tekstslide

Lezen
Wat was je leestype ook alweer?
Duo-lezen

5. Doel: jullie leren van elkaars leestype door in tweetallen een tekst te lezen: duo-lezen (boek, blz. 41)

Slide 14 - Tekstslide

5. Doel: jullie leren van elkaars leestype door in tweetallen een tekst te lezen: duo-lezen (boek, blz. 41)
Jullie lezen samen de tekst 'Deepfake', maar op de volgende manier:
(alinea's nummeren!)

Duo-lezen  (opdr. 5)
  1. Persoon 1 leest een alinea
  2. Persoon 2 vat samen wat persoon 1 heeft gelezen en stelt een vraag over de alinea (noteer dit allebei in je schrift)
  3. Persoon 2 leest een alinea
  4. Persoon 1  vat samen wat persoon 2 heeft gelezen en stelt een vraag over de alinea
  5. Klaar met de tekst? Vat de tekst in één zin samen (hoofdgedachte), noteer dit in je schrift onder de samenvatting. Denk eraan dat je de titel van de tekst erboven zet. 
timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide

Herhalen

Geef antwoord op wat je moet kennen én kunnen, noteer dit in je schrift of maak een Word-document of ....



5. Doel: jullie bereiden je voor op de toets (laptop starten, boek blz. 44)

Slide 16 - Tekstslide

5. Doel: jullie bereiden je voor op de toets (laptop starten, boek blz. 44)
  • Strategieën voor vóór, tijdens EN na het lezen
  • Signaalwoorden met verbanden EN zelf voorbeelden kunnen geven
  • Verwijswoorden EN voorbeelden hierbij kunnen geven. 
  • ff oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Noem 2 leesstrategieën.

Slide 18 - Open vraag

Het gebeurt niet heel vaak, maar er zijn zeker honden die worden ingezet op scholen. (signaalwoord en verband)

Slide 19 - Open vraag

Maak zelf een zin, met een signaalwoord. Zorg dat je het het verband weet, maar dit noteer je niet!

Slide 20 - Open vraag

Lauren maakt zich druk om de toets, ze stelt veel vragen. (verwijswoord)

Slide 21 - Open vraag

Maak zelf één of twee zinnen waarin je een verwijswoord gebruikt.

Slide 22 - Open vraag

hij, het, die, zij
A
'hij', 'zij' en 'het' zijn geen verwijswoorden.
B
'het' is is geen verwijswoord, de rest wel.
C
Dit zijn allemaal verwijswoorden.

Slide 23 - Quizvraag

5. Doel: jullie bereiden je voor op de toets (laptop starten, boek blz. 44)
  • Strategieën voor vóór, tijdens EN na het lezen
  • Signaalwoorden met verbanden EN zelf voorbeelden kunnen geven
  • Verwijswoorden EN voorbeelden hierbij kunnen geven. 

Slide 24 - Tekstslide