Management en Leidinggeven H1

Het operationele Management hoort bij:
A
korte termijn
B
middellange termijn
C
lange termijn
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
RetailMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Het operationele Management hoort bij:
A
korte termijn
B
middellange termijn
C
lange termijn

Slide 1 - Quizvraag

Welke beslissing wordt genomen op operationeel management niveau
A
De omzetten voor het aankomende jaar
B
Hoe een vestiging het budget over de afdelingen verdeelt
C
Waar in het land een nieuwe vestiging kan worden geopend
D
Hoe de werkplanning voor de komende week er uit ziet.

Slide 2 - Quizvraag

Bij het tactische management wordt het beleid op middellange termijn vertaald naar de werkvloer. Wat is middellange termijn
A
0-6 maanden
B
0-12 maanden
C
1 -5 jaar
D
5-10 jaar

Slide 3 - Quizvraag

In de missie van een bedrijf staan de waarden, normen en overtuigingen van een organisatie
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke verkoopstrategie combineer je diverse verkoopkanalen en stimuleer jij klanten actie om alle verkoopkanalen te gebruiken
A
Omnichannel
B
multichannel
C
crosschannel
D
monochannel

Slide 5 - Quizvraag

Een constituerende taak is een:
A
beleidsformulerende taak
B
een beleidsuitvoerende taak

Slide 6 - Quizvraag

Het operationele management heeft vooral dirigerende taken
A
niet waar
B
waar

Slide 7 - Quizvraag

In welke stap van de PDCA cyclus vertaal je de organisatiestrategie naar operationele doelstellingen
A
P
B
D
C
C
D
A

Slide 8 - Quizvraag

In welke fase van de pdca cyclus houdt je de voortgang van de werkzaamheden in de gaten?
A
p
B
d
C
c
D
a

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke management techniek geef je de medewerkers de meeste vrijheid
A
Management by direction of control
B
Management by exception
C
Management by objectives

Slide 10 - Quizvraag

Als je wilt dat medewerkers veranderingen accepteren gebruik je de managementtechniek 'Management by Seduction'
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Het organogram op de vorige sheet is een:
A
Lijnorganisatie
B
Lijnstaforganisatie
C
Matrix organisatie
D
Linkinpin

Slide 13 - Quizvraag

Bij een linking pin organisatie:
A
Zit de organisatie eenvoudig en overzichtelijk in elkaar
B
Krijgen managers specialistische ondersteuning
C
Worden medewerkers betrokken bij besluitvorming op een hoger niveau

Slide 14 - Quizvraag

Normen en waarden vormen de kern van een organisatie cultuur
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat hoort er bij de machtscultuur
A
Regels en afspraken zijn het belangrijkst
B
Topfuncties zijn het belangrijkst
C
De medewerkers zijn het belangrijkst
D
De medewerkers zijn het belangrijkst

Slide 16 - Quizvraag

In een taakcultuur
A
Gaat het om de prestatie
B
gaat het om de persoon
C
wordt er gevochten om functies
D
is het het belangrijkste voor medewerkers om zich te houden aan afspraken en relgels

Slide 17 - Quizvraag