H5/H6: (verkleinwoorden en afkortingen) Les 1 week 16

H5 en H6: verkleinwoorden en afkortingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 en H6: verkleinwoorden en afkortingen

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken Spelling H4: 6 (blz. 179)
  • 1 (hij) leidt af       (hij) leidde af               afgeleid 
  • 2 (hij) verdampt (hij) verdampte         verdampt
  • 3 (hij) verkleint   (hij) verkleinde          verkleind
  • 4 (hij) vergroot   (hij) vergrootte           vergroot
  • 5 (hij) laat uit       (hij) liet uit                    uitgelaten
  • 6 (hij) ontploft     (hij) ontplofte             ontploft
  • 7 (hij) zucht           (hij) zuchtte                gezucht


Slide 2 - Tekstslide

Nakijken Spelling H4: 6 (blz. 179)
  • 8 (hij) verwent          (hij) verwende           verwend
  • 9 (hij) onthoudt        (hij) onthield            onthouden
  • 10 (hij) beweert         (hij) beweerde         beweerd
  • 11 (hij) begraaft         (hij) begroef              begraven
  • 12 (hij) vergoedt        (hij) vergoedde       vergoed
  • 13 (hij) verzet             (hij) verzette              verzet
  • 14 (hij) ontwikkelt    (hij) ontwikkelde      ontwikkeld
  • 15 (hij) benadert      (hij) benaderde          benaderd

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

Spelling H5:

- Je kunt verkleinwoorden op de juiste manier spellen.

Spelling H6:

- Je kunt afkortingen herkennen en spellen.


Je kunt met zo min mogelijk fouten een tekst schrijven of typen.

Slide 4 - Tekstslide

Noem een voorbeeld
van een verkleinwoord

Slide 5 - Woordweb

Noem een voorbeeld
van een afkorting

Slide 6 - Woordweb

Spelling H5: verkleinwoorden

Een verkleinwoord maak je door achter de grondvorm een achtervoegsel te plaatsen.


dop + je = dopje

jongen + tje = jongetje

koning + kje = koninkje

Slide 7 - Tekstslide

Spelling H5: verkleinwoorden

Regels:

1 woorden eindigend op -ng                               -->             -nkje of -etje

2 woorden eindigend op een lange klinker  -->             verdubbeling klinker

3 woorden eindigend op -i                                   -->              + etje

4 woorden eindigend op -y                                  -->              + 'tje

(behalve als er voor de y een klinker staat)

5 bij een letter, cijfer of afkorting                       -->             + 'je of 'tje

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk een verkleinwoord bij de regel:
eindigt op een lange klinker

Slide 9 - Open vraag

Bedenk een verkleinwoord bij de regel:
eindigt op een i

Slide 10 - Open vraag

Bedenk een verkleinwoord bij de regel:
eindigt op -ng

Slide 11 - Open vraag

Spelling H5: verkleinwoorden

Regels:

1 woorden eindigend op -ng                               -->             kortinkje / leerlingetje

2 woorden eindigend op een lange klinker  -->             agendaatje

3 woorden eindigend op -i                                   -->             tostietje

4 woorden eindigend op -y                                  -->              baby'tje / cowboytje

(behalve als er voor de y een klinker staat)

5 bij een letter, cijfer of afkorting                       -->             6'je | A4'tje

Slide 12 - Tekstslide

Spelling H6: afkortingen

We kennen in het Nederlands diverse afkortingen:

- tv

- dhr.

- t.k.a.

- AH

- Z.K.H.

Slide 13 - Tekstslide

Spelling H6: afkortingen

Regels:

1 afkortingen met kleine letters en punten                     t.a.v.

2 afkortingen met kleine letter (zonder punten)          cl

3 afkortingen met hoofdletter en punten                       Z.K.H.

4 afkortingen met hoofdletters (zonder punten)        ADHD


Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent t.k.a.?
A
te krijgen adres
B
te koop aangeboden
C
te kleuren afbeelding

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent vmbo?
A
voorgezet middenbouw onderwijs
B
voortgezet middelbaar beroepsonderwijs
C
voorbereiden minimaal bètavakken onderwijs
D
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent H.K.H.?

Slide 17 - Open vraag

Wat betekent pc?

Slide 18 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
bladzijde

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk

Lesboek:

- Spelling H5: 6 (blz. 227)

- Spelling H6: 7 en 8 (blz. 272)



Slide 20 - Tekstslide