Oefenen toets H2 les 2

Oefenen
Paragraaf 2.4 en 2.5
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen
Paragraaf 2.4 en 2.5

Slide 1 - Tekstslide

Meervoud: meestal ...
gaat het vanzelf goed

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

  • Lamp -> lampen
  • Bord -> borden
  • Mes -> messen

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud op -en
Veel zelfstandige naamwoorden eindigen op -en.

  • Soms moet je alleen -en achter het woord plakken (lamp)
  • Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen (klas)
  • Soms moet je een e,a,o of u weghalen (schaar)
  • Soms moet je een -f veranderen in een -v. (brief)
  • Soms moet je een -s veranderen in een -z. (huis)

Slide 4 - Tekstslide

znw die eindigen -s of -f
in het meervoud meestal s>z f>v

wens:  wensen   kaars:  kaarsen

grens:  grenzen   laars:  laarzen

fotograaf:  fotografen   filosoof: filosofen

staaf:  staven  sluis:  sluizen


Slide 5 - Tekstslide

Lastiger meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Een trema toevoegen bij -ee: idee +en > ideeën

  • Een trema toevoegen bij -ie: knie +en > knieën

  • um vervangen door a: gymnasium > gymnasia

  • us vervangen door i: historicus > historici

Slide 6 - Tekstslide

znw die eindigen op -ee

in het meervoud + -ën


idee:      ideeën

zee:     zeeën

Slide 7 - Tekstslide

Lastig -> klemtoon!!
  • Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -ie krijgen een meervoud met -iën.

  • Woorden die eindigen op een beklemtoonde -ie krijgen een meervoud met -ieën.

Slide 8 - Tekstslide

De klemtoon bij -ie
Als het enkelvoud eindigt op -ie, 
dan maak je het meervoud met -ën of -n.

industrie -> industrieën
Bacterie -> bacteriën

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud op -s
Soms gebruik je een -s.

  • Achter het woord -s zetten:  tafels
  • Laatste letter is een klinker (a, o, u, i, y):  agenda's
  • Achter een afkorting: BMW's


Slide 10 - Tekstslide

znw die eidigen op -a, -i, -o, -u + -y

+  's voor de goede uitspraak:

  • oma's        ski's           radio's           paraplu's
  • Let op: jockeys; door e(a,u) voor y

+ s zonder apostrof

  • repetities, cafés, dictees, douches, cadeaus


Slide 11 - Tekstslide

znw die eidigen op -man (beroepen)

in het meervoud -lieden of -lui


- timmerman:   timmerlieden of timmerlui

- zakenman: zakenlieden of zakenlui 


Slide 12 - Tekstslide

Iemand die op reis is noem je een .....
Een slot wat je kunt openmaken met een cijfercode noem je een .....
Als je een verhaal verteld, begin je met de.....
Als je via een ander weg moet rijden, noem je dat een.....
Reiziger
Omleiding
Begrijpen
Eiland
Magazijn
Inleiding
Frankrijk.
Cijferslot

Slide 13 - Sleepvraag

Een ander woord voor iets doorhebben is iets.....
De ruimte waar de voorraad wordt bewaart, is het.....
Land met aan alle kanten water, noem je een.....
Parijs is de hoofdstad van.....
Reiziger
Omleiding
Begrijpen
Eiland
Magazijn
Inleiding
Frankrijk.
Cijferslot

Slide 14 - Sleepvraag

Kersenpit
Bijenkorf
Brievenbus
Mensenleven
Ziekenhuis
Woordenboek
Zakenreis
Bij
Brief
Kers
Mens
Zieke
Woord
Zaak

Slide 15 - Sleepvraag

Zet het woord.     
( zelfstandignaamwoord) bij het juiste woord wat eindigt op -heid of -teit.
Sleep de gele woord en plaats deze  op het witte woord. Heb je ze allemaal geplaatst controleer of ze allemaal goed zijn
Mentaliteit
Bezigheid
Gehoorzaamheid
Gezelligheid.
Elektriciteit
Activiteit.
Publiciteit
Publiek
Actief
Bezig
Elektrisch
Gehoorzaam
Gezellig
Mentaal

Slide 16 - Sleepvraag

Noteer het meervoud van het woord:
konijn

Slide 17 - Open vraag

Noteer het meervoud van het woord:
vandaal

Slide 18 - Open vraag

Noteer het meervoud van het woord:
celstraf

Slide 19 - Open vraag

Noteer het meervoud van het woord:
porie

Slide 20 - Open vraag

Noteer het meervoud van het woord:
paardenhoef

Slide 21 - Open vraag

Noteer het meervoud van het woord:
idee

Slide 22 - Open vraag

Schrijf je het volgende woord met ei of ij? Schrijf het hele woord op.

and..vie

Slide 23 - Open vraag

Schrijf je het volgende woord met ei of ij? Schrijf het hele woord op.

lekkern..

Slide 24 - Open vraag

Schrijf je het volgende woord met ei of ij? Schrijf het hele woord op.

v..ling

Slide 25 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van de volgende zin in de verleden tijd.
De fietsenmaker ........ (buigen) het fietswiel met zijn blote handen weer recht.

Slide 26 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van de volgende zin in de verleden tijd.
Op de sportdag ...... (springen) Damien het verst van alle leerlingen.

Slide 27 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van de volgende zin in de verleden tijd.
De spelers ...... (roepen) bij de scheidsrechter om een rode kaart voor de keeper.

Slide 28 - Open vraag

Kies het goede antwoord.
Mieke had haar beste vriendin een ijsje ...... (beloven)
A
belooft
B
beloofd

Slide 29 - Quizvraag

Kies het goede antwoord
Vorige week heeft de gymleraar ons weer eens ....... (matsen)
A
gematst
B
gematste
C
gematsd

Slide 30 - Quizvraag